ECLI:NL:RVS:2009:BJ5098

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808949/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake monumentenvergunning voor onderwijsgebouw bij kasteel Eerde te Ommen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de stichting Stichting Buitengoed Overijssel tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 oktober 2008. De rechtbank had het beroep van de stichting niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens de rechtbank geen belanghebbende was in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De stichting had eerder een monumentenvergunning aangevraagd voor het bouwen van een onderwijsgebouw bij kasteel Eerde te Ommen, welke vergunning was verleend aan de stichting Stichting Landstede door het college van burgemeester en wethouders van Ommen op 30 oktober 2007.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 juli 2009 behandeld. De stichting Buitengoed Overijssel betwistte het oordeel van de rechtbank en stelde dat zij wel degelijk belanghebbende is, gezien haar doelstellingen en feitelijke werkzaamheden. De Afdeling oordeelde dat de stichting door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. De rechtbank had de stichting ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens werd het college van burgemeester en wethouders van Ommen gelast om het griffierecht van € 433,00 aan de stichting te vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 12 augustus 2009.

Uitspraak

200808949/1/H2.
Datum uitspraak: 12 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Buitengoed Overijssel, gevestigd te Zwolle,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 oktober 2008 in zaak nr. 07/2195 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Ommen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ommen (hierna: het college) aan de stichting Stichting Landstede een monumentenvergunning (hierna: de vergunning) verleend voor het bouwen van een onderwijsgebouw bij kasteel Eerde te Ommen.
Bij mondelinge uitspraak van 28 oktober 2008, waarvan proces-verbaal is verzonden op 31 oktober 2008, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het daartegen door de stichting Stichting Buitengoed Overijssel (hierna: de stichting) ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 december 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting heeft nadere stukken ingediend.
De stichting Landstede, derde belanghebbende, heeft bij brief van 21 januari 2009 een reactie op het hoger beroepschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2009, waar de stichting, vertegenwoordigd door haar [voorzitter] en [secretaris] en het college, vertegenwoordigd door mr. P.A. Bakker, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting Landstede, vertegenwoordigd door P.J. van der Vegt en ir. A.A. van 't Hof, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder een belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2. De stichting betwist het oordeel van de rechtbank dat ter zitting in eerste aanleg is gebleken dat de stichting geen andere feitelijke werkzaamheden verricht dan het voeren van procedures en dat zij daarom geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.
2.3. Volgens artikel 2 van haar statuten heeft de stichting tot doel:
a. Het behoud en herstel van de historische buitenplaatsen in Overijssel als cultuurhistorisch en ecologisch waardevolle monumenten met historische gebouwen, tuinen, parkaanleg, lanen, bossen en cultuurgronden en het landschap waarvan zij deel uitmaken.
b. Het bevorderen van een zodanige bestemming en een zodanig gebruik van de buitenplaats dat die niet strijdig zijn met de onder a genoemde doelstelling.
c. Het tegengaan van ingrepen, welke afbreuk doen aan het hiervoor onder a en b gestelde.
2.4. De feitelijke werkzaamheden van de stichting bestaan, naar zij ter zitting heeft toegelicht, uit het voeren van overleg met en informeren van bestuursorganen, belanghebbenden, locale groepen en omwonenden over de cultuurhistorische waarde van buitenplaatsen. Daartoe houdt zij onder meer spreekbeurten en gaat zij soms op huisbezoek. Tevens verleent zij opdrachten voor onderzoek naar de waarde van buitenplaatsen en financiert zij dat onderzoek. Zij is verder in Overijssel de enige actieve organisatie met als doelstelling het behouden van buitenplaatsen en heeft daarom mede een signaleringsfunctie voor de Nederlandse Kastelenstichting, waarmee zij structureel samenwerkt.
2.5. De Afdeling is gezien de hiervoor weergegeven doelstelling van de stichting en haar feitelijke werkzaamheden van oordeel dat de stichting door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. De rechtbank heeft de stichting ten onrechte niet aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb en het beroep van de stichting ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 28 oktober 2008 in zaak nr. 07/2195;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Ommen aan de stichting Stichting Buitengoed Overijssel het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Oranje
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009
507.