ECLI:NL:RVS:2009:BJ5079

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808573/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in handhavingsverzoek tegen gebruik perceel

In deze zaak gaat het om een handhavingsverzoek van appellanten tegen het gebruik van een perceel in Werkendam. Het college van burgemeester en wethouders van Werkendam heeft op 26 april 2007 het verzoek van appellanten om handhavend op te treden afgewezen. Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door het college ongegrond verklaard op 8 januari 2008. De rechtbank Breda heeft op 10 oktober 2008 het beroep van appellanten gegrond verklaard en het college opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Het college heeft vervolgens op 17 november 2008 opnieuw het bezwaar ongegrond verklaard, maar dit besluit werd niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beschouwd, omdat er geen hoger beroep was ingesteld tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank. Hierdoor was de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De Afdeling heeft besloten het beroepschrift van appellanten ter behandeling aan de rechtbank door te sturen. De proceskostenveroordeling is niet aan de orde, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 12 augustus 2009.

Uitspraak

200808573/1/H1.
Datum uitspraak: 12 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Werkendam verzonden op 17 november 2008, waarbij het een verzoek van appellanten om handhavend tegen het gebruik dat van het perceel [locatie] te [plaats], wordt gemaakt op te treden heeft afgewezen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Werkendam (hierna: het college) een verzoek van appellanten om handhavend tegen het gebruik dat van het perceel [locatie] te [plaats], (hierna: het perceel) wordt gemaakt op te treden afgewezen.
Bij besluit van 8 januari 2008 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 oktober 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen opnieuw op het door [appellanten] gemaakte bezwaar beslist. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij op 17 november 2008 verzonden besluit heeft het college, opnieuw op de tegen het besluit van 26 april 2007 gemaakte bezwaren beslissend, die bezwaren ongegrond verklaard, doch dat besluit onder aanvulling van de motivering ervan gehandhaafd.
Tegen dat besluit hebben [appellanten] bij brief van 20 december 2008 beroep bij de rechtbank ingesteld. Het beroep heeft de rechtbank ter behandeling doorgezonden aan de Afdeling.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbenden] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2009, waar het college, vertegenwoordigd door J. Boterblom en N.J. de Keijzer, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar [belanghebbende], bijgestaan door G. Stam, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het besluit van 17 november 2008 is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 10 oktober 2008. Omdat tegen die uitspraak geen hoger beroep is ingesteld, is het besluit van 17 november 2008 geen besluit in de zin van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Aldus is niet aan de in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb voor toepasselijkheid van artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, gestelde vereisten voldaan. Dit leidt tot de conclusie dat de Afdeling onbevoegd is om van het ingestelde beroep kennis te nemen. De Afdeling verstaat dat het door [appellanten] terzake ingediende beroepschrift ter behandeling aan de rechtbank wordt toegezonden.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009
476.