ECLI:NL:RVS:2009:BJ5077

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808414/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor antennedrager in Deventer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle, die op 20 oktober 2008 het beroep van appellanten tegen de vrijstelling en lichte bouwvergunning voor het oprichten van een antennedrager door KPN Mobile The Netherlands B.V. ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Deventer had op 17 augustus 2007 de vergunning verleend, ondanks dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan in hoofdzaak voor de gemeente Diepenveen'. Appellanten, bewoners van de omgeving, stelden dat de rechtbank hen ten onrechte niet volgde in hun betoog dat de bouwplannen van KPN verschilden van hetgeen was aangevraagd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 juli 2009 behandeld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vergunning op de juiste wijze was verleend, en dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de ruimtelijke visie en het beleid van de gemeente niet in de weg stonden aan de bouw van de antennedrager. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De beslissing om geen proceskostenveroordeling op te leggen werd ook bevestigd.

Uitspraak

200808414/1/H1.
Datum uitspraak: 12 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 20 oktober 2008 in zaak
nr. 08/474 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN Mobile The Netherlands B.V. (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling en lichte bouwvergunning verleend voor het oprichten van een antennedrager ten behoeve van mobiele telecommunicatie op het perceel, kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummer […], te Deventer (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 februari 2008 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 oktober 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 12 december 2008.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2009, waar het college, vertegenwoordigd door A.I. Duivenvoorde, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam in haar dienst, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in hoofdzaak voor de gemeente Diepenveen" (hierna: het bestemmingsplan), dat aan het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden I" toekent. Om voor de uitvoering ervan niettemin lichte bouwvergunning te kunnen verlenen, heeft het college daarvan krachtens artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in verbinding met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985, vrijstelling verleend.
2.2. Ingevolge die bepalingen, voor zover thans van belang, kan het college van burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan voor het oprichten van een antenne-installatie.
2.3. [appellanten] klagen dat de rechtbank hen ten onrechte niet is gevolgd in hun betoog dat hetgeen vergunninghoudster beoogt te bouwen, verschilt van hetgeen is aangevraagd.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 januari 2002 in zaak nr. 200005648/1; AB 2002, 190), kan bouwvergunning slechts worden verleend op een daartoe strekkende aanvraag. Bij de aanvraag en de daarbij behorende bouwtekeningen is vergunning verzocht voor het oprichten van een antennedrager en bijbehorende kasten, gezamenlijk omheind door een hekwerk. Desgevraagd is zijdens het college ter zitting van de rechtbank bevestigd dat bouwvergunning is verleend, zoals die is aangevraagd. Dat, naar gesteld, in afwijking van de verleende bouwvergunning gebouwd zal worden, maakt niet dat het college ten onrechte op de aanvraag heeft beslist. Het betoog kan dan ook niet leiden tot het ermee beoogde resultaat.
2.4. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college voor het niet volgen van het advies van de Algemene bezwaarschriftencommissie van de gemeente Deventer van 14 januari 2008, door voor het bouwplan vrijstelling te verlenen, als het heeft gedaan, geen toereikende motivering heeft gegeven, nu het oprichten van een antennedrager in het gebied, waarin het perceel is gelegen, in strijd is met de door de raad bij besluit van 29 juni 2004 vastgestelde Ruimtelijke visie Schalkhaar (hierna: de ruimtelijke visie).
2.4.1. Ook dat betoog faalt. Volgens de ruimtelijke visie worden daarin ruimtelijke randvoorwaarden voor initiatieven van derden en de gemeente geboden, alsmede een afwegingskader waarbinnen initiatieven kunnen worden getoetst. Het is een visie op hoofdlijnen die de schakel vormt tussen het Deventer Structuurplan enerzijds en ontwikkelingen op locatieniveau en het te ontwikkelen bestemmingsplan anderzijds, aldus de ruimtelijke visie.
Ten aanzien van het gebied, waarin het perceel is gelegen, wordt in de ruimtelijke visie vermeld dat ten zuiden van Schalkhaar wordt gestreefd naar de vormgeving van een centrale groene long die het gebied rond de Douwelerkolk, de Rielerenk en Brinkgreven met elkaar verbindt en een functie heeft voor de stedelijke groencultuur en dat daarbij wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een park, met behoud van het huidige karakter van de Rielerenk, zodat ten noorden van de Bolkesteinlaan en ten zuiden van Schalkhaar geen nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd.
De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in het gebied, waarin het perceel is gelegen, de ruimtelijke visie niet in de weg staat aan bebouwing, indien daarbij het groene karakter behouden kan blijven. Evenmin bestaat grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan niet aan de aanleg van een park in de weg staat, nu het is voorzien op de uiterste grens van de Rielerenk, tegen de Kolkmansweg aan, in de nabijheid waarvan volgens de ruimtelijke visie een nieuwe woonwijk zal worden gerealiseerd.
2.5. Voorts betogen [appellanten] dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met het door het college terzake gevoerde beleid, neergelegd in de beleidsnotitie "Plaatsing zendmasten en antennes" van de gemeente Deventer van mei 2007 (hierna: de beleidsnotitie).
2.5.1. Volgens de beleidsnotitie worden daarin ruimtelijke afwegingen en randvoorwaarden gegeven voor het beoordelen van aanvragen om verlening van bouwvergunning voor antenne-installaties tot een hoogte van 40 meter. In de beleidsnotitie zijn, zowel voor de plaatsing van antenne-installaties binnen de bebouwde kom, als in het buitengebied, zogenoemde prioriteitenlijsten neergelegd, aan de hand waarvan een besluit over verlening van vrijstelling wordt genomen.
Nu de antennedrager in dit geval is voorzien nabij een kruising tussen een lokale en een bovenlokale weg, in een open gebied met een overwegend agrarisch karakter, aan de grens van de bebouwde kom van Schalkhaar, heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college ten onrechte heeft aangesloten bij hetgeen in de beleidsnotitie ten aanzien van, zowel de bebouwde kom, als het buitengebied, is vermeld.
2.5.2. In de beleidsnotitie is in de prioriteitenlijst voor de bebouwde kom, voor zover thans van belang, vermeld dat, als aangetoond wordt dat in andere gevallen onvoldoende dekking wordt gerealiseerd, plaatsing van een antenne-installatie in een woonomgeving, bij voorkeur aan de rand daarvan, aangewezen kan zijn. In de prioriteitenlijst voor het buitengebied is, voor zover thans van belang, vermeld dat een antenne-installatie nabij een natuurgebied kan worden geplaatst, als aangetoond wordt dat plaatsing op een alternatieve locatie niet mogelijk is.
De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht evenmin grond gezien voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval plaatsing van de antennedrager aan de rand van een woonomgeving, in de nabijheid van een natuurgebied, aangewezen is. Aan dat standpunt heeft het de door vergunninghoudster bij rapport van 7 november 2007 gegeven "Onderbouwing KPN mastlocatie aan de Kolkmansweg te Deventer" (hierna: het rapport) ten grondslag gelegd, waarin is uiteengezet dat plaatsing op de voorziene locatie voor het realiseren van voldoende dekking noodzakelijk is. [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat voormeld rapport naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet of niet zonder meer aan zijn oordeel ten grondslag heeft mogen leggen, noch ter toelichting van hun stelling dat op alternatieve locaties evenzeer voldoende dekking kan worden gerealiseerd een deskundigenrapport overgelegd.
Het betoog faalt.
2.6. Voor zover [appellanten] voorts in algemene zin naar de door hen in beroep aangevoerde beroepsgronden verwijzen, is dat evenzeer tevergeefs. De rechtbank heeft deze behandeld en beoordeeld. [appellanten] hebben niet betoogd, dat en waarom de desbetreffende overwegingen van de rechtbank niet juist zijn.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009
476.