ECLI:NL:RVS:2009:BJ4591

Raad van State

Datum uitspraak
5 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900104/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de registratie van een voertuig als gedemonteerd door de Dienst Wegverkeer

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 17 november 2008 zijn beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de beslissing van de Dienst Wegverkeer (RDW) om het voertuig van [appellant] met kenteken […] per 7 november 2007 als gedemonteerd te registreren in het kentekenregister. Dit besluit leidde tot het vervallen van de tenaamstelling van het voertuig. De RDW had het bezwaar van [appellant] tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna [appellant] in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de RDW geen aanleiding had om de tenaamstelling met terugwerkende kracht te vervallen, wat [appellant] betwistte. Hij voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die afwijking van het beleid van de RDW rechtvaardigden, waaronder het verlies van een vrijwaringsbewijs door verhuizingen en dakloosheid. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 juli 2009 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de RDW het beleid om geen terugwerkende kracht te verlenen aan besluiten over de tenaamstelling van voertuigen, gerechtvaardigd is in het belang van de rechtszekerheid en de zuiverheid van het kentekenregister. De Afdeling concludeerde dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat hem een vrijwaringsbewijs was afgegeven en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot afwijking van het beleid noopten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van de gronden.

Uitspraak

200900104/1/H3.
Datum uitspraak: 5 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2008 in zaak nr. 08/723 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2007 heeft de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) het op naam van [appellant] gestelde voertuig met kenteken […] (hierna: het voertuig) met ingang van die datum als gedemonteerd geregistreerd in het kentekenregister. Per die datum is tevens de tenaamstelling in het kentekenregister vervallen.
Bij besluit van 10 januari 2008 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 november 2008, verzonden op 19 november 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 februari 2009.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. N.D.Z.R. Mohamed Hoesein, advocaat te Amsterdam, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 37, derde lid, aanhef en onder a, van het Kentekenreglement (hierna: het Kr) kan de Dienst Wegverkeer een kentekenbewijs ongeldig verklaren indien naar het oordeel van deze dienst blijkt dat het voertuig, waarvoor dat bewijs is afgegeven, voorgoed buiten gebruik is gesteld.
Ingevolge artikel 40, eerste lid, aanhef en onder h, vervalt de tenaamstelling in het register zodra de Dienst Wegverkeer het kentekenbewijs ongeldig heeft verklaard ingevolge artikel 37, eerste, tweede of derde lid.
2.2. De RDW heeft het besluit van 7 november 2007 genomen naar aanleiding van de brief van [appellant] van 26 oktober 2007, waarin hij mededeelt dat het voertuig al 17 jaar geleden is gesloopt. Het geschil heeft betrekking op het verzoek van [appellant] om de wijziging in het kentekenregister met terugwerkende kracht aan te brengen.
De RDW heeft aan het besluit om de tenaamstelling in het kentekenregister niet eerder vervallen te verklaren dan met ingang van de datum waarop zij het kentekenbewijs op grond van artikel 37, derde lid, aanhef en onder a, van het Kr ongeldig heeft verklaard, ten grondslag gelegd dat zij in het algemeen belang van de zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid, het beleid voert dat tenaamstellingen niet met terugwerkende kracht vervallen worden verklaard. Volgens de RDW geven de door [appellant] aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanleiding om van dat beleid af te wijken.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de RDW in hetgeen [appellant] ter zake heeft aangevoerd geen aanleiding behoefde te zien om de tenaamstelling van het voertuig met terugwerkende kracht vervallen te verklaren, heeft miskend dat zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die dienen te leiden tot afwijking van het door de RDW gevoerde beleid. Deze bijzondere omstandigheden liggen volgens [appellant] in het feit dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, het niet onaannemelijk is dat aan hem destijds een vrijwaringsbewijs is verstrekt, maar dat hij dit is kwijtgeraakt vanwege verhuizingen, ontruimingen en een periode van dakloosheid. Ook de omstandigheid dat hij als gevolg van het niet met terugwerkende kracht vervallen verklaren van de tenaamstelling schade heeft geleden, omdat hij nog lange tijd door de Belastingdienst is aangesproken tot het betalen van belastingen, noopt volgens [appellant] tot afwijking van het beleid van de RDW.
[appellant] betoogt voorts dat de rechtbank nader had moeten onderzoeken of de RDW hem in het verleden een vrijwaringsbewijs heeft afgegeven, dan wel dat de rechtbank de bewijslast hiertoe bij de RDW had moeten leggen. Indien uit het kentekenregister blijkt dat aan [appellant] een vrijwaringsbewijs is afgegeven, is het volgens [appellant] immers mogelijk om de tenaamstelling per die datum vervallen te verklaren, zonder dat hiermee de zuiverheid van het kentekenregister wordt aangetast. Ter zitting heeft [appellant] verklaard dat het voertuig niet in 1990, maar in 1993 is gesloopt.
2.3.1. De rechtbank heeft met juistheid onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2005 in zaak nr. 200503012/1 (www.raadvanstate.nl) overwogen dat niet kan worden geoordeeld dat het door de RDW gevoerde beleid om in beginsel geen terugwerkende kracht te verlenen aan met toepassing van artikel 40 van het Kr genomen besluiten niet redelijk is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 augustus 2007 in zaak nr. 200701004/1; www.raadvanstate.nl), geldt dit evenzeer voor besluiten die met toepassing van artikel 37 van het Kr zijn genomen. De zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid met betrekking tot de tenaamstelling van voertuigen rechtvaardigen, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, een dergelijk beleid.
Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem in 1990 een vrijwaringsbewijs is afgegeven. Ook de ter zitting van de Afdeling door [appellant] geponeerde stelling dat hij in 1993 het voertuig naar de sloop heeft gebracht en als gevolg hiervan is gevrijwaard, is, zonder nadere onderbouwing hiervan met bewijsstukken, niet aannemelijk gemaakt. Reeds daarom kan zijn betoog dat sprake is van bijzondere omstandigheden, die nopen tot afwijking van het door de RDW gevoerde beleid, niet slagen. De rechtbank is, zij het op andere gronden, tot dezelfde conclusie gekomen.
2.3.2. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderzocht of hem in het verleden een vrijwaringsbewijs is afgegeven, mist feitelijke grondslag. Uit de gedingstukken blijkt dat de RDW de rechtbank, na een verzoek daartoe, op 9 september 2008 een uitdraai uit het kentekenregister heeft doen toekomen met betrekking tot het kenteken JK-83-RB. De rechtbank heeft een kopie hiervan bij brief van 11 september 2008 aan de gemachtigde van [appellant] gezonden. Uit deze uitdraai blijkt dat het voertuig van 16 augustus 1993 tot 7 november 2007 op naam van [appellant] heeft gestaan. Hieruit blijkt niet en hoeft ingevolge artikel 6 van het Kr ook niet te blijken, of aan [appellant] al dan niet een vrijwaringsbewijs is afgegeven. Ter zitting heeft de RDW onweersproken uiteengezet dat de afgifte van een vrijwaringsbewijs ook in 1993 onder het oude Reglement kentekenregistratie niet werd geregistreerd in het kentekenregister.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Mathot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2009
413-611.