ECLI:NL:RVS:2009:BJ4131

Raad van State

Datum uitspraak
29 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808540/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit minister van Landbouw over vergoeding ganzenbeheer

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin de vergoeding op basis van de Vergoeding ganzenbeheer 2006/2007 is vastgesteld op € 15.022,79. Het besluit is genomen op 30 augustus 2007 en is later door de minister gehandhaafd na bezwaar van [appellant]. De rechtbank Leeuwarden heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 12 juni 2009, waarbij [appellant] werd bijgestaan door ir. S. Boonstra en de minister vertegenwoordigd was door mr. drs. W. van Dijk. De kern van het geschil betreft de vraag of de minister gehouden is om ook schade die na 1 april 2007 is ontstaan volledig te vergoeden, ondanks het feit dat de regeling een maximumvergoeding kent. [appellant] stelt dat hij op een toezegging van een medewerker van het ministerie heeft vertrouwd, maar de rechtbank oordeelt dat deze toezegging niet voldoende is onderbouwd en dat de minister niet verplicht is om meer te vergoeden dan het vastgestelde maximum.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister terecht heeft besloten geen vergoeding voor inkomstenderving toe te kennen die het maximum te boven gaat. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de toezegging van de medewerker van LNV niet kan leiden tot een verplichting voor de minister om meer te vergoeden dan het vastgestelde bedrag. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

200808540/1/H2.
Datum uitspraak: 29 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 14 oktober 2008 in zaak nr. 08/127 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2007 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) de vergoeding op basis van de Vergoeding ganzenbeheer 2006/2007 voor [appellant] vastgesteld op € 15.022,79.
Bij besluit van 30 november 2007 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 30 augustus 2007 gehandhaafd.
Bij besluit van 17 maart 2008 heeft de minister het besluit van 30 november 2007 herzien, het bezwaar wederom ongegrond verklaard en het besluit van 30 augustus 2007 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 14 oktober 2008, verzonden op 16 oktober 2008, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 25 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 december 2008.
[appellant] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak op 12 juni 2009 ter zitting gevoegd behandeld met de zaken 200808522/1, 200808527/1, 200808531/1, 200808533/1, 200808537/1, 200808538/1 en 200808539/1 waar [appellant], bijgestaan door ir. S. Boonstra, en de minister, vertegenwoordigd door mr. drs. W. van Dijk, zijn verschenen.
Na de behandeling ter zitting heeft de Afdeling de zaken weer gesplitst.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] neemt deel aan de ganzenbeheerregeling op basis van de 'Eenjarige vergoeding 2006/2007 openstelling ganzen- en smientenpakketten' (hierna: de regeling). De beheersbijdrage van het beheerspakket "Grasland voor ganzen" bedraagt € 102,00 per hectare. Het maximum bedrag aan tegemoetkoming voor variabele inkomstenderving van dat beheerspakket bedraagt € 139,33 per hectare. Op grond van deze regeling heeft de minister [appellant] een vergoeding toegekend van € 15.022,79, bestaande uit een beheersbijdrage van € 6.349,50 en een tegemoetkoming inkomstenderving van € 8.673,29, het voor hem geldende maximum gezien het aantal hectaren.
2.2. [appellant] heeft zich in bezwaar op het standpunt gesteld dat deze tegemoetkoming betrekking heeft op de periode van 1 november 2006 tot 1 april 2007 terwijl bij hem het vertrouwen is gewekt dat ook de schade veroorzaakt na 1 april volledig zou worden vergoed. Hij heeft daarbij in de eerste plaats gewezen op een toezegging van een medewerker van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) bij een op 18 mei 2006 gehouden bijeenkomst, waarvan hij een verslag heeft overgelegd. De minister dient daarom de gederfde inkomsten volledig te vergoeden, ook voor zover dit het vastgestelde maximum te boven gaat.
Bij het besluit op bezwaar van 17 maart 2008 heeft de minister dit beroep van [appellant] op het vertrouwensbeginsel verworpen en de tegemoetkoming gehandhaafd op het vastgestelde bedrag.
De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat de minister terecht heeft besloten geen vergoeding voor inkomstenderving toe te kennen voor zover dit bedrag de maximumvergoeding te boven gaat. Uit het verslag van het overleg van 18 mei 2006 volgt volgens de rechtbank niet dat de schade die na 1 april is ontstaan en is veroorzaakt door brandganzen door de minister in het kader van het ganzenbeheer wordt vergoed. Daarbij overweegt zij dat de desbetreffende passage uit het verslag, waarop [appellant] zijn standpunt baseert, er veeleer op wijst dat het mogelijk is die schade aanvullend, apart van het ganzenbeheer, door het Faunafonds te laten taxeren en bij dat fonds een regulier verzoek om tegemoetkoming in de schade in te dienen.
2.3. [appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank heeft miskend dat de toezegging van de medewerker van LNV is gedaan in het kader van het ganzenbeheer, nu dit onderwerp centraal stond in de bijeenkomst van 18 mei 2006. Volgens [appellant] mocht hij op de toezegging vertrouwen, omdat bij die bijeenkomst meerdere beslissingsbevoegde personen aanwezig waren, waaronder vertegenwoordigers van de Dienst Regelingen, het Faunafonds, provincies en LNV.
2.3.1. Van het op 18 mei 2006 in Drachten gehouden overleg over de ganzenopvang is een verslag gemaakt waarin is vermeld dat vertegenwoordigers aanwezig waren van een aantal agrarische natuurverenigingen, LNV Directie Natuur, LNV Regio Noord, het Faunafonds, Dienst Regelingen en de Provincies Friesland en Groningen. Ter zitting is gebleken dat het verslag is opgesteld door een van de, bij de bijeenkomst aanwezige, agrarische natuurverenigingen. Niet is gebleken dat dit verslag naar alle aanwezigen is toegezonden en zij het verslag vervolgens hebben geaccordeerd. De medewerker van LNV op wiens uitlatingen [appellant] zich beroept, heeft ook ontkend te hebben toegezegd dat de schade die na 1 april is ontstaan volledig zou worden vergoed. Daargelaten dat niet is gebleken dat het verslag een formele status heeft en dat niet is gebleken dat de medewerker bevoegd was namens de minister te beslissen, volgt uit het verslag niet dat de medewerker heeft toegezegd dat de schade die is veroorzaakt door brandganzen en ontstaan na 1 april volledig wordt vergoed in het kader van het ganzenbeheer, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. In het verslag staat niet meer dan dat de schade die na 1 april nog ontstaat door brand-, riet- of rotganzen volgens deze medewerker aanvullend zal worden getaxeerd en vergoed. Gerefereerd wordt alleen aan de na 1 april ontstane schade, maar van een volledige vergoeding van de na die datum ontstane schade die het maximale bedrag te boven gaat, wordt in het verslag geen melding gemaakt.
Zoals ook ter zitting is bevestigd, is de schade die na 1 april door ganzen is ontstaan door de minister voor lief genomen en meegenomen in de bepaling van de omvang van de schade bij de definitieve taxatie eind mei 2007, omdat op dat moment geen onderscheid viel te maken tussen schade die vóór 1 april is ontstaan en schade die daarna is ontstaan. Aan hetgeen in het verslag is opgenomen is in zoverre uitvoering gegeven, zij het dat dit het maximum bedrag van de regeling onverlet laat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. Aan de enkele omstandigheid dat de schade eind mei 2007 is getaxeerd, kan, anders dan [appellant] stelt, dan ook niet het vertrouwen worden ontleend dat de volledige schade zal worden vergoed in afwijking van het bepaalde in de regeling.
2.3.2. Dit vertrouwen kan evenmin worden ontleend aan taxaties die een ander doel dienen, zoals de taxatie voor het besluit van het Faunafonds van 10 augustus 2007 met betrekking tot de door [verzoeker] bij dat fonds verzochte schadevergoeding, waaraan [appellant] refereert. Terecht heeft de rechtbank dienaangaande overwogen dat het Faunafonds een zelfstandig bestuursorgaan is en dat tegen besluiten van het Faunafonds de gebruikelijke rechtsmiddelen open staan.
De stelling van [appellant] dat ook een medewerker van het Faunafonds heeft toegezegd dat de volledige schade zal worden vergoed, kan evenmin tot het door hem beoogde doel leiden. Ongeacht of LNV en het Faunafonds sterk verweven zijn met elkaar, zoals [appellant] aanvoert, is ook van de desbetreffende medewerker van het Faunafonds niet gebleken dat hij bevoegd was namens de minister te handelen. Reeds daarom kon [appellant] aan diens uitlatingen niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de minister de volledige inkomstenderving in het kader van het ganzenbeheer zou vergoeden.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2009
18-615.