200808029/1/H1.
Datum uitspraak: 29 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Grand Café Amadeus B.V., gevestigd te Maastricht, en
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats] (België)
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 september 2008 in zaak nr. 07/1917 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht.
Bij besluit van 10 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (hierna: het college), voor zover thans van belang, een verzoek van appellante sub 1 (hierna: Amadeus) en [appellant sub 2] om een aan Vroom en Dreesmann Warenhuizen B.V. (hierna: V en D) verleende bouwvergunning in te trekken en handhavend tegen grootschalige bedrijfsactiviteiten van die vennootschap in het pand Spilstraat 6C10 te Maastricht (hierna: het pand) op te treden afgewezen.
Bij besluit van 24 september 2007 heeft het college het door Amadeus en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 september 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door Amadeus en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Amadeus en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 1 december 2008.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft V en D een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, gevoegd met zaak nr.
200808028/1, ter zitting behandeld op 25 juni 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.E.J.M. Vorstermans, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. De zaken zijn daarna gescheiden.
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat - samengevat weergegeven - het gebruik van het pand weliswaar voor een gedeelte van het restaurant, voor zover dat valt buiten de contouren van het oude Entre Deux complex, in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Centrum-Binnenstad herziening 1995" (hierna: het bestemmingsplan), maar, nu aan V en D bouwvergunning is verleend voor de verbouwing van het pand ten behoeve van het restaurant La Place, handhaving van de bestemmingsplanvoorschriften niet tot de mogelijkheden behoort.
2.2. Amadeus en [appellant sub 2] betogen dat zij aldus heeft miskend dat het gebruik van het pand als restaurant in strijd is met het bestemmingsplan.
2.2.1. Bij besluit van 27 oktober 2006 heeft het college aan Entre Deux Maastricht B.V. bouwvergunning verleend voor het verbouwen van het pand ten behoeve van winkelgebonden horeca.
2.2.2. Voor de betekenis van de term "winkelgebonden horeca" in de bouwvergunning dient aansluiting te worden gezocht bij artikel 1, aanhef en onder cc, van de voorschriften van het bestemmingsplan. Ingevolge die bepaling wordt onder winkelgebonden horeca verstaan:
- qua exploitatievorm en openingstijden aansluit bij winkelvoorzieningen;
- qua branche ondersteunend is voor het kernwinkelgebied c.q. het voorzieningenniveau c.q. de publieksaantrekkende werking van het kernwinkelgebied versterkt en een positieve bijdrage levert aan de levendigheid, de veelzijdigheid en de kwaliteit van het kernwinkelgebied;
- geen aantasting van het woon- en leefklimaat met zich brengt.
Dat de openingstijden van het restaurant, als door Amadeus en [appellant sub 2] gesteld, niet gelijk zijn aan die van de winkelvoorzieningen ter plaatse, betekent niet dat het restaurant niet winkelgebonden is, nu die openingstijden, naar ter zitting is gebleken, wel aansluiten bij die voorzieningen. Het gebruik van het pand vloeit rechtstreeks voort uit de bij het besluit van 27 oktober 2006 verleende bouwvergunning. Daartegen kon niet meer handhavend worden opgetreden, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. Dat dit gebruik, als gesteld, strijdig met het bestemmingsplan is, is niet van belang.
2.3. Amadeus en [appellant sub 2] voeren aan dat hetgeen zij in bezwaar en beroep naar voren hebben gebracht als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Hiermee hebben zij niet betoogd dat en waarom de aangevallen uitspraak onjuist is. Het aldus aangevoerde kan daarom niet tot vernietiging van die uitspraak leiden.
2.4. De beroepsgronden falen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Sloots
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op