200809145/1/H3.
Datum uitspraak: 29 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Haarlem,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 14 november 2008 in zaak nr. 08/3171 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Bij besluit van 11 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (hierna: het college) de aanvraag van [appellante] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 13 maart 2008 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2008, verzonden op 18 november 2008, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2008, hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juli 2009, waar [appellante], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door A.C. Timmer-van der Hoeven, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007 van de gemeente Haarlem (hierna: de verordening) kan, als een woningzoekende die voldoet aan artikel 9, tweede lid, van de Huisvestingswet en artikel 8 van deze verordening, en ingezetene is van de regio, dringend behoefte heeft aan (andere) woonruimte, het college in de in de artikelen 15 en 16 omschreven gevallen op schriftelijk verzoek een urgentieverklaring verlenen.
Ingevolge het tweede lid, komen woningzoekenden die zelf verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de ontstane woonproblematiek of die onvoldoende pogingen hebben gedaan om zelf een oplossing te vinden, niet in aanmerking voor een verklaring.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, kan de in artikel 14, eerste lid, bedoelde urgentie worden verleend indien er sprake is van een medische of psychosociale klacht in relatie met de huidige woning, waaruit een dringende noodzaak tot (her)huisvesting op korte termijn voortvloeit. Deze noodzaak is alleen aanwezig als er sprake is van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie.
Ingevolge het tweede lid vraagt het college voorafgaand aan de besluitvorming omtrent de urgentieaanvraag advies aan de urgentiecommissie, zoals bedoeld in het Reglement Regionale Urgentiecommissie 2007.
Volgens bijlage II, onder s, wordt onder maatschappelijk onaanvaardbaar verstaan: de situatie waarin een ingezetene zich bevindt waarbij,
- het jongste kind minderjarig is;
- er zeer ernstige medische of psychische problemen zijn bij een van de gezinsleden, die door de huidige woonsituatie worden versterkt dan wel de huidige situatie onhoudbaar maken; en
- verhuizen de enige oplossing is.
2.2. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie waarin [appellante] verkeert niet als levensbedreigend of maatschappelijk onaanvaardbaar kan worden aangemerkt.
2.3. De rechtbank heeft in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen, althans onvoldoende, aanknopingspunten gevonden dat [appellante] een medische of psychosociale klacht heeft in relatie met haar huidige woning, waaruit een dringende noodzaak tot (her)huisvesting op korte termijn voortvloeit, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de verordening. Niet is gebleken dat de relatieproblemen verband houden met de woning waarin [appellante] thans woont, aldus de rechtbank.
2.4. [appellante] bestrijdt dit oordeel en betoogt dat de rechtbank de ernst van haar situatie heeft miskend.
2.5. Dit betoog faalt. Hetgeen [appellante] in hoger beroep aanvoert vormt een herhaling van hetgeen zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft haar in dat betoog terecht en op goede gronden niet gevolgd. Daarbij heeft zij terecht overwogen dat de door [appellante] geschetste problemen niet in relatie staan tot haar huidige woning. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in een situatie verkeert die levensbedreigend of maatschappelijk onaanvaardbaar is in de zin van de verordening die samenhangt met de woonsituatie.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2009