ECLI:NL:RVS:2009:BJ4059

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901726/1/R2 en 200901726/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • I.M. van der Heijden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan agrarische bouwkavel in Valkenburg aan de Geul

In deze zaak heeft de Raad van State op 23 juli 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen de goedkeuring van een wijzigingsplan door het college van gedeputeerde staten van Limburg. Het wijzigingsplan betrof de uitbreiding van een agrarische bouwkavel ten behoeve van 'kamperen bij de boer' in Valkenburg aan de Geul. De vereniging Vereniging Natuurbehoud Schin op Geul had beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit plan, dat op 13 januari 2009 was genomen. De vereniging betoogde dat het college ten onrechte goedkeuring had verleend, omdat 'kamperen bij de boer' niet als agrarische doeleinden kan worden aangemerkt. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders niet de bevoegdheid had om het wijzigingsplan goed te keuren, omdat het niet voldeed aan de voorwaarden van het bestemmingsplan. De voorzitter oordeelde dat het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg vernietigd moest worden en dat goedkeuring aan het wijzigingsplan moest worden onthouden. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en het college werd opgedragen het griffierecht aan de vereniging te vergoeden.

Uitspraak

200901726/1/R2 en 200901726/2/R2.
Datum uitspraak: 23 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de vereniging Vereniging Natuurbehoud Schin op Geul, gevestigd te Valkenburg aan de Geul,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2009, kenmerk CAS200900000400, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 23 september 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied 1994, wijzigingsplan ex artikel 11 WRO, Uitbreiding agrarische bouwkavel ten behoeve van kamperen bij de boer, [locatie], [plaats]".
Tegen dit besluit heeft de vereniging Vereniging Natuurbehoud Schin op Geul (hierna: de Vereniging) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2009, beroep ingesteld. Bij deze brief heeft de Vereniging de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben de raad en [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Vereniging heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 juli 2009, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de Vereniging, en het college, vertegenwoordigd door P.H.M. Haenen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door drs. W. Hendriks, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door ing. H.N.J.M. Steins, werkzaam bij Aelmans Agrarische Advisering, ter zitting als partij gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. In het bestemmingsplan "Buitengebied 1994" was aan de gronden van het perceel [locatie] te [plaats] deels de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden" en deels de bestemming "Agrarisch gebied met hoge landschappelijke waarden" toegekend. Het voorliggende plan voorziet in de wijziging van de bestemming "Agrarisch gebied met hoge landschappelijke waarden" van een deel van de gronden in de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden" ter vergroting van het agrarische bouwblok. Met dit wijzigingsplan is beoogd 15 standplaatsen voor "kamperen bij de boer" mogelijk te maken. Het college heeft het wijzigingsplan goedgekeurd.
2.3. De Vereniging betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Daartoe voert zij onder meer aan dat het plan ten onrechte voorziet in een vergroting van het agrarische bouwblok om "kamperen bij de boer" mogelijk te maken, omdat "kamperen bij de boer" niet kan worden aangemerkt als agrarische doeleinden.
2.4. Ingevolge artikel 9, lid VII, onder A, van de voorschriften van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming "Agrarisch gebied met hoge landschappelijke waarden" te wijzigen in de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden" ten behoeve van het vergroten van een bebouwingsoppervlak met de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden", indien deze vergroting alleen kan plaatsvinden op gronden bestemd tot agrarisch gebied met hoge landschappelijke waarden, met dien verstande dat:
a. de wijziging nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het op het te vergroten bebouwingsoppervlak gevestigde grondgebonden agrarisch bedrijf;
b. de wijziging nodig is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het sub a. bedoelde agrarisch bedrijf; […]
2.5. Ingevolge artikel 12, lid I, van de voorschriften van het bestemmingsplan zijn de als "Agrarische bedrijfsdoeleinden" aangegeven gronden bestemd voor agrarische doeleinden ten behoeve van bestaande agrarische bedrijven. Ingevolge lid II, aanhef en onder a, mogen bestaande agrarische bedrijven binnen de mogelijkheden van het bouwperceel uitbreiden met grondgebonden of niet grondgebonden agrarische activiteiten dan wel omschakelen naar een tak van grondgebonden agrarische bedrijvigheid.
2.6. Het college stelt zich, in navolging van het college van burgemeester en wethouders, op het standpunt dat onder agrarische doeleinden in de zin van artikel 12, lid I, van de voorschriften tevens "kamperen bij de boer" dient te worden begrepen. Daarbij betrekt het college dat deze bedrijfsactiviteiten in het buitengebied op basis van het provinciaal beleid aanvaardbaar worden geacht. Het provinciaal beleid, wat daar ook van zij, doet in dit kader echter niet ter zake, nu uitsluitend in het bestemmingsplan kan worden geregeld of en in hoeverre op gronden met de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden" tevens het beoogde gebruik als kampeerterrein is toegelaten. Uit artikel 12 van de voorschriften volgt echter niet dat op deze gronden ook "kamperen bij de boer" is toegelaten. Evenmin is in de begripsbepalingen van het bestemmingsplan bepaald dat onder agrarische doeleinden in de planvoorschriften mede "kamperen bij de boer" wordt verstaan. Nu de in artikel 9, lid VII, onder A, van de voorschriften aan het college van burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden gegeven wijzigingsbevoegdheid alleen ziet op het wijzigen van de bestemming "Agrarisch gebied met hoge landschappelijke waarden" in de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden" en onder laatstgenoemde bestemming niet "kamperen bij de boer" is begrepen en de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend ziet op een vergroting van het agrarische bouwblok, hetgeen hier niet is beoogd, kwam het college van burgemeester en wethouders in dit geval niet de bevoegdheid toe om met gebruikmaking van voormeld artikel 9, lid VII onder A, het onderhavige wijzigingsplan vast te stellen. Het college en het college van burgemeester en wethouders hebben dit niet onderkend. Het plan is derhalve vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid in de zin van artikel 3:2 van de Awb. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met dit artikel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Voorts ziet de voorzitter aanleiding om zelf voorziend goedkeuring te onthouden aan het wijzigingsplan.
2.7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 13 januari 2009, kenmerk CAS200900000400;
III. onthoudt goedkeuring aan het wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied 1994, wijzigingsplan ex artikel 11 WRO, Uitbreiding agrarische bouwkavel ten behoeve van kamperen bij de boer, [locatie], [plaats]";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 13 januari 2009;
V. wijst het verzoek af;
VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Limburg aan de vereniging Vereniging Natuurbehoud Schin op Geul het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Heijden, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van der Heijden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2009
516.