ECLI:NL:RVS:2009:BJ4052

Raad van State

Datum uitspraak
22 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902066/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan Centrum II door college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 juli 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Centrum II" van de gemeente Helmond. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant had op 20 januari 2009 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan, dat onder andere de bouw van een appartementencomplex, een parkeerkelder en een winkel op het perceel Steenweg 48-50 mogelijk maakte. Verzoekers, wonend in de nabijheid van het plangebied, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de goedkeuring, omdat zij vreesden dat het nieuwe planologische regime hun belangen zou schaden.

Tijdens de zitting op 9 juli 2009, waar de verzoekers werden vertegenwoordigd door mr. J. Schoneveld, en de raad en het college door hun ambtenaren, is het verzoek behandeld. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekers stelden dat er aanzienlijke verschillen van standpunt waren tussen hen en de raad over de vraag in hoeverre het bouwplan afwijkt van het voorheen geldende planologische regime. Ook was er geen inzicht gegeven in de gevolgen van de verruiming van de bouwmogelijkheden voor het woon- en leefklimaat.

De voorzitter heeft besloten om het plandeel met de bestemming "Centrum (C)" te schorsen, om te voorkomen dat de inwerkingtreding van dit plandeel invloed zou hebben op de procedure omtrent de vrijstelling die bij de rechtbank aanhangig was. Daarnaast is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers en het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afwegingen in bestemmingsplannen en de bescherming van de belangen van omwonenden.

Uitspraak

200902066/2/R2.
Datum uitspraak: 22 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2009, nr. 1427733, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Helmond (hierna: de raad) bij besluit van 10 juni 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Centrum II".
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2009, beroep ingesteld. Zij hebben hun beroep aangevuld bij brief van 27 april 2009. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 juli 2009, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. J. Schoneveld, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, zijn verschenen. Voorts zijn de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C. Boelens-Horn en drs. F. Dijker, ambtenaren in dienst van de gemeente, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. R. Keuken, advocaat te Waalre, ter zitting als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekers] hebben verzocht het bestreden besluit te schorsen, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Centrum (C)" betreffende het perceel Steenweg 48-50, op basis waarvan ter plaatse de bouw van een appartementencomplex, een parkeerkelder en een winkel is toegelaten. Dit plandeel behelst de inpassing van een bouwplan waarvoor een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en een bouwvergunning zijn verleend. [verzoekers] voeren aan dat zij beroep hebben ingesteld tegen het desbetreffende besluit op bezwaar en dat deze procedure bij de rechtbank nog loopt. Om te voorkomen dat het nieuwe planologische regime in de vrijstellingsprocedure een gegeven gaat worden, is om schorsing van het goedkeuringsbesluit verzocht.
2.3. Bij de weerlegging van de zienswijze onderscheidenlijk de bedenkingen van [verzoekers] hebben de raad en het college nagenoeg volstaan met een verwijzing naar de voor voornoemd bouwplan verleende vrijstelling. Dit terwijl partijen in de vrijstellingsprocedure aanzienlijk van standpunt verschillen over de vraag in hoeverre het bouwplan afwijkt van het voorheen geldende planologische regime. Daarnaast is in het kader van het voorliggende bestemmingsplan vooralsnog geen inzicht gegeven in de verruiming van de bouwmogelijkheden ten opzichte van het voorheen geldende planologisch regime en de gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat van verzoekers. Teneinde te vermijden dat in de procedure omtrent de vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO betekenis wordt toegekend aan het plandeel met de bestemming "Centrum (C)" betreffende het perceel Steenweg 48-50 en dat uit de inwerkingtreding van dit plandeel zou worden afgeleid dat de bestemming ter plaatse als een gegeven zou moeten worden beschouwd, schorst de voorzitter dit plandeel om in elk opzicht te vermijden dat het zelfstandige toetsingskader voor het thans bij de rechtbank voorliggende besluit op bezwaar in de vrijstellingsprocedure door de inwerkingtreding van voornoemd plandeel wordt beïnvloed.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
In het sedert 1 juli 2009 geldende vierde lid van artikel 1:1 van de Awb is bepaald dat de vermogensrechtelijke rechtsgevolgen van een handeling van een bestuursorgaan de rechtspersoon treffen waartoe het bestuursorgaan behoort. Tegelijk is het derde lid van artikel 8:75 van de Awb komen te vervallen. In verband hiermee is het niet meer nodig dat de Afdeling in geval zij het bestuursorgaan in de kosten veroordeelt, de rechtspersoon aanwijst die de kosten moet vergoeden. Welke rechtspersoon daartoe is gehouden, volgt thans rechtstreeks uit de wet.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 20 januari 2009, nr. 1427733, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Centrum (C)" betreffende het perceel Steenweg 48-50;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Heijden, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van der Heijden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009
516.