ECLI:NL:RVS:2009:BJ3656
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- A.B.M. Hent
- M.E. van Laar
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en naleving van termijnen in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak gaat het om de vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 20 mei 2009. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen deze inbewaringstelling, maar de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, heeft op 18 juni 2009 het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De kern van de zaak betreft de vraag of de rechtbank de wettelijke termijnen, zoals vastgelegd in artikel 94, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), heeft nageleefd. De vreemdeling betoogt dat hij niet binnen de vereiste termijn is gehoord, maar de rechtbank heeft overwogen dat de vreemdeling zelf om aanhouding heeft verzocht tijdens de zitting op 4 juni 2009. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de naleving van de termijn in artikel 94, tweede lid, van de Vw 2000 niet afhankelijk is van de instemming van de vreemdeling met de schorsing van het onderzoek ter zitting. De rechtbank heeft op de dertiende dag na ontvangst van het beroepschrift het onderzoek ter zitting gestart, wat in overeenstemming is met de wet. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is. De beslissing van de rechtbank blijft in stand, met verbetering van de gronden.