ECLI:NL:RVS:2009:BJ3641
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vreemdelingenbewaring en voorwaarden voor beëindiging
In deze zaak gaat het om de onrechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling die op 29 april 2009 in bewaring is gesteld. De vreemdeling had een geldig paspoort en een verblijfsvergunning voor Spanje, en had bovendien een retourticket naar Spanje voor 6 mei 2009. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie terecht vrees had voor onttrekking aan de uitzetting, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de vreemdeling op 30 april 2009 aan de voorwaarden van artikel 59, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldeed. De enkele verklaring van de vreemdeling dat zij Nederland wilde verlaten, in combinatie met de overgelegde documenten, had moeten leiden tot beëindiging van de bewaring. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling gegrond. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 480,00 en de proceskosten van € 966,00. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 20 juli 2009.