200901444/1/H2.
Datum uitspraak: 22 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Nomade, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2009 in zaak nrs. 09/35 en 09/36 in het geding tussen:
de stichting Stichting Nomade
de raad van bestuur van de stichting Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+.
Bij besluit van 21 augustus 2008 heeft de raad van bestuur van de stichting Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ (hierna: het Fonds) de subsidieaanvraag van de stichting Stichting Nomade (hierna: Nomade) in het kader van de Deelregeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 (hierna: de Deelregeling), afgewezen.
Bij besluit van 27 november 2008 heeft het Fonds het door Nomade daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, voor zover het is gericht tegen het overnemen van het advies van de adviescommissie waar het betreft de beoordeling van het spelniveau, voor het overige ongegrond verklaard en het bestreden besluit gehandhaafd.
Bij uitspraak van 3 februari 2009, verzonden op 4 februari 2009, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door Nomade daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Nomade bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2009, hoger beroep ingesteld.
Het Fonds heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2009, waar Nomade, vertegenwoordigd door mr. I.H. van den Berg, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door de [directeur-bestuurder] van Nomade en het Fonds, vertegenwoordigd door mr. R.W. Veldhuis, advocaat te 's-Gravenhage, vergezeld door [secretaris] van het Commissie Theater van het Fonds, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1 van het Algemeen reglement Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ (hierna: het algemeen reglement) verstrekt het bestuur van het Fonds in overeenstemming met artikel 2 van haar statuten en volgens bepalingen vastgesteld in de wet en dit reglement, subsidies aan natuurlijke personen en rechtspersonen werkzaam op het gebied van de professionele podiumkunsten en toonkunst, ter bevordering van de kwaliteit en diversiteit van het scheppen, produceren en programmeren van muziek, dans en theater en in het opbouwen van een publiek daarvoor.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, kan het bestuur van het Fonds een subsidieaanvraag ter advisering voorleggen aan een adviescommissie of adviseur(s).
Ingevolge artikel 2 van de Deelregeling kan het bestuur van het Fonds op aanvraag van een podiumkunstinstelling, of een samenwerkingsverband van podiumkunstinstellingen, voor de periode van 2009-2012 een vierjarige subsidie verstrekken. Deze subsidie wordt verstrekt voor het in continuïteit verrichten van activiteiten ter bevordering van de kwaliteit en diversiteit in het produceren en programmeren van professionele muziek, dans en theater en in het opbouwen van een publiek daarvoor in heel Nederland en het buitenland, alsmede ter bevordering van cultureel ondernemerschap.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, stelt het bestuur van het Fonds, indien een subsidieplafond als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onvoldoende is om alle aanvragen in de categorie waarop het plafond betrekking heeft, te honoreren, met inachtneming van het advies van de adviescommissie per categorie in een rangorde vast op basis van de prioriteit die aan de aanvragen is gegeven aan de hand van de criteria, genoemd in artikel 5.
Ingevolge het vierde lid, dient, om in de rangorde te worden opgenomen, het oordeel over het criterium 'kwaliteit' als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder a, in ieder geval positief te zijn.
Ingevolge artikel 5 worden aanvragen beoordeeld op de volgende aspecten:
b. Bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid
c. Bijdrage aan spreiding
d. Relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling
e. Publieksbereik en -ontwikkeling
f. Cultureel ondernemerschap en bedrijfsvoering.
Ingevolge artikel 6, derde lid, bevat een aanvraag in ieder geval de volgende informatie:
a. een (beleids)plan 2009-2012;
b. een begroting voor de betrokken periode;
c. een jaarrekening 2006, indien voorhanden met accountantsverklaring;
d. een kopie van de meest recente oprichtingsakte of statuten en een uittreksel uit het handelsregister (niet ouder dan 12 maanden).
Ingevolge artikel 7, eerste lid, worden de aanvragen die aan het bepaalde in de artikelen 1, 2, 6 en 8 voldoen, op grond van de criteria, genoemd in artikel 5, beoordeeld en geprioriteerd door een adviescommissie.
Ingevolge het derde lid, besluit het bestuur van het Fonds over de aanvragen met inachtneming van het advies van de adviescommissie.
2.2. Het Fonds heeft de door Nomade ingediende aanvraag subsidie 2009-2012 ter advisering voorgelegd aan de Commissie Theater (hierna: de adviescommissie). De adviescommissie heeft een negatief advies uitgebracht, omdat hoewel de [directeur] van Nomade, wordt beschouwd als een succesvol en fanatiek cultureel ondernemer de artistieke kwaliteit van de projecten van Nomade, onvoldoende is. De adviescommissie heeft aan haar advies onder meer ten grondslag gelegd dat de artistieke ontwikkeling en betekenis van de voorstellingen te beperkt is, dat de relatie die Nomade legt tussen actualiteit en klassiek repertoire geforceerd en weinig genuanceerd aandoet en bovendien iedere voorstelling wordt herhaald en dat het spelniveau onvoldoende is. Voorts ontbeert de aanvraag volgens de adviescommissie een overtuigende artistieke visie op de zaalvoorstellingen en getuigt de motivering van de uitbreiding van de afzetmogelijkheden van een wel erg optimistisch beeld van de markt. Het Fonds heeft het advies van de adviescommissie aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd.
2.3. Nomade betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de werkwijze van het Fonds, waarbij het zich baseert op het advies van de adviescommissie, aan welk advies niet mede een (recent) bezoek aan een voorstelling van Nomade ten grondslag ligt, aanvaardbaar is. Volgens Nomade heeft zij het recht om in het kader van de beoordeling van haar aanvraag te worden gezien door de leden van de adviescommissie en is nergens opgenomen dat aanvragen van structurele aanvragers, zonder dat een voorstelling is bezocht, kunnen worden afgewezen. Verder betoogt Nomade dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het advies van de adviescommissie niet onbegrijpelijk is en een inzichtelijke motivering bevat, zodat van schending van het zorgvuldigheids- of motiveringsbeginsel geen sprake is. Nomade voert daartoe aan dat onbegrijpelijk is hoe het Fonds, zonder een voorstelling te hebben gezien, een oordeel heeft kunnen geven over de in de afgelopen periode verrichte activiteiten en dat oordeel ten grondslag heeft kunnen leggen aan het oordeel dat de artistieke kwaliteit onvoldoende is.
2.3.1. Blijkens de toelichting bij artikel 5 van de Deelregeling worden aanvragen beoordeeld aan de hand van het door de aanvrager ingediende beleidsplan 2009-2012 en de in de afgelopen periode door de aanvrager verrichte activiteiten. Het oordeel over de kwaliteit wordt gebaseerd op de artistieke kwaliteit van het eerdere werk, de kwalitatieve ontwikkeling van het werk, het beleidsplan en de begroting. Uit de Deelregeling en de toelichting daarop blijkt, anders dan Nomade betoogt, niet dat een aanvraag niet kan worden afgewezen zonder dat leden van de adviescommissie een voorstelling van een aanvrager hebben bezocht. In de stukken en ter zitting heeft het Fonds uiteengezet dat bij de beoordeling van subsidieaanvragen een onderscheid wordt gemaakt tussen aanvragers die in de voorgaande subsidieperiode (2005-2008) een structurele subsidie hebben ontvangen van de Raad voor Cultuur of de rechtsvoorgangers van het Fonds (bestaande aanvragers) en aanvragers die in die periode geen structurele subsidie hebben ontvangen (nieuwe aanvragers). De eerste groep aanvragers is in het kader van de aan hen in de voorgaande subsidieperiode verleende subsidie intensief gevolgd, in welk verband leden van de adviescommissie systematisch voorstellingen hebben bezocht. Hoewel de adviescommissie er naar streeft ook zoveel mogelijk voorstellingen te bezoeken van nieuwe aanvragers, is dat, gelet op het aantal nieuwe aanvragers en de beschikbare tijd tussen aanvraag en adviesdatum vaak uit praktisch oogpunt niet mogelijk. Het kan bij nieuwe aanvragers derhalve voorkomen dat hun aanvraag moet worden beoordeeld, zonder dat (recentelijk) een voorstelling van de desbetreffende aanvrager is bezocht. In die gevallen baseert de adviescommissie haar oordeel op de aanvraag, het daarbij overgelegde beleidsplan en de kennis en ervaring van de leden van de adviescommissie en, in voorkomende gevallen, dossiers die aanwezig zijn bij de Raad voor Cultuur of rechtsvoorgangers van het Fonds en informatie van derden. Deze werkwijze komt de Afdeling niet onredelijk voor en er bestaat, naar de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, dan ook geen grond voor het oordeel dat aanvragers het recht hebben dat hun voorstelling(en) worden gezien door de leden van de adviescommissie, voordat op hun aanvraag wordt beslist.
2.3.2. Nomade heeft in de voorgaande subsidieperiode geen structurele subsidie ontvangen van de Raad voor Cultuur of de rechtsvoorgangers van het Fonds, zodat zij moet worden beschouwd als een nieuwe aanvrager. Aangezien niet in geschil is dat de leden van de adviescommissie in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag geen voorstellingen van Nomade hebben bezocht, heeft de adviescommissie, gelet op het in 2.3.1 overwogene, de aanvraag kunnen beoordelen aan de hand van het beleidsplan 2009-2012, de deskundigheid van de adviescommissie en de dossiers met betrekking tot Nomade die aanwezig waren bij de Raad voor Cultuur en de rechtsvoorgangers van het Fonds.
2.3.3. In bezwaar heeft Nomade aangevoerd dat het advies van de adviescommissie niet inzichtelijk maakt waarop het negatieve oordeel over de artistieke kwaliteit van Nomade, dat ten grondslag is gelegd aan de afwijzing van de aanvraag, is gebaseerd nu geen enkele voorstelling van Nomade is bezocht. Nomade voert daartoe - samengevat - aan dat degenen die Nomade de afgelopen jaren wel hebben gezien, waaronder tientallen schouwburgdirecteuren en andere cultuuraanbieders, haar werk wel interessant vinden en zullen volhouden dat Nomade haar artistieke formule, anders dan de adviescommissie heeft geoordeeld, niet steeds herhaalt. In het advies van de bezwarencommissie van 10 november 2008, dat het Fonds aan het in beroep bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, is overwogen dat, nu de leden van de adviescommissie recentelijk geen voorstellingen van Nomade hebben bezocht en geen navraag hebben gedaan over de spelkwaliteit in breder en redelijk omschreven kring, het oordeel over de spelkwaliteit van Nomade niet wordt gedragen door het daaraan ten grondslag liggende onderzoek. Dit gebrek geeft naar het oordeel van de bezwarencommissie echter geen aanleiding het in bezwaar bestreden besluit te herroepen, omdat het negatieve oordeel over de artistieke kwaliteit van de voorstellingen van Nomade voldoende kan worden gedragen door de overige, niet onbegrijpelijk en inzichtelijk gemotiveerde overwegingen van de adviescommissie.
2.3.4. Anders dan de voorzieningenrechter is de Afdeling van oordeel dat de overweging van de bezwarencommissie dat het negatieve oordeel over de artistieke kwaliteit kan worden gedragen door de overige, niet onbegrijpelijk en inzichtelijk gemotiveerde overwegingen van de adviescommissie, er aan voorbij gaat dat het bezwaar van Nomade zich niet alleen richt tegen het negatieve oordeel over de spelkwaliteit, maar tegen het negatieve oordeel over de artistieke kwaliteit als geheel, waarvan het oordeel over de spelkwaliteit slechts één element is. In het advies van de adviescommissie is niet inzichtelijk gemaakt waarop het negatieve oordeel over de artistieke kwaliteit van de projecten van Nomade is gebaseerd. Met name blijkt uit dit advies niet op welke onderdelen van de aanvraag en de daarbij gevoegde stukken dit oordeel steunt. Evenmin is inzichtelijk gemaakt welke rol de door het Fonds benadrukte deskundigheid van de leden van de adviescommissie heeft gespeeld bij dit oordeel nu geen voorstellingen van Nomade zijn bezocht. De afwijzing van de aanvraag ontbeert op dit onderdeel een deugdelijke motivering en het besluit van 27 november 2008 kan derhalve in zoverre geen stand houden. De rechtbank heeft dat niet onderkend, zodat het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 27 november 2008 van het Fonds alsnog gegrond verklaren. Dat besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het Fonds dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2009 in zaak nrs. 09/35 en 09/36;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van bestuur van de stichting Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ van 27 november 2008, kenmerk NFPK/mi PU-248578;
V. gelast dat de raad van bestuur van de stichting Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ aan de stichting Stichting Nomade het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 735,00 (zegge: zevenhonderdvijfendertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. W.D.M. van Diepenbeek, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Roelfsema
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009