ECLI:NL:RVS:2009:BJ3381

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903709/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • S.H. Nienhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake goedkeuring uitwerkingsplan Ypenburg-Nootdorp

In deze zaak heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen de goedkeuring van het uitwerkingsplan 'Uitwerkingsplan deelplan 19, bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp' door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Dit besluit werd genomen op 28 april 2009, en de gemeente heeft hiertegen beroep ingesteld. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 juni 2009. De gemeente Pijnacker-Nootdorp, vertegenwoordigd door mr. C.H. Norde, heeft betoogd dat de wijziging van de aanduiding 'aardewal' in de dubbelbestemming 'Waterstaat-waterkering' onterecht is, omdat dit gevolgen heeft voor de bouwmogelijkheden van percelen binnen de beschermingszone van de waterkering. De gemeente stelt dat er geen overleg heeft plaatsgevonden over deze wijziging en dat er een waterkering op haar grondgebied gerealiseerd had moeten worden voordat het college tot vaststelling van het plan kon overgaan.

De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek van de gemeente Pijnacker-Nootdorp niet voldoet aan de vereiste onverwijlde spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft vastgesteld dat de gemeente geen zienswijze heeft ingediend tegen de wijziging in het ontwerpplan en dat niet is gebleken dat er vermogensrechtelijke of andere belangen van de gemeente zijn geschaad. De voorzitter heeft geconcludeerd dat de gemeente in de bodemprocedure ontvankelijk zal worden verklaard, maar dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is dan ook afgewezen.

De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 juli 2009, waarbij de voorzitter heeft vastgesteld dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.

Uitspraak

200903709/2/R1.
Datum uitspraak: 15 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag bij besluit van 3 februari 2009 vastgestelde uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan deelplan 19, bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp".
Tegen dit besluit heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2009, heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 juni 2009, waar de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vertegenwoordigd door mr. C.H. Norde, advocaat te Leiden, en R. Broekhuijzen en A. Peiterman, is verschenen.
Voorts zijn ter zitting het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door drs. M. Houtman, ambtenaar in dienst van de gemeente, W.I. Eygendaal en T.H.L. Bruring, het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna: het Hoogheemraadschap), vertegenwoordigd door mr. T. Dreessen en ir. J. Tighelaar, ambtenaren in dienst van het Hoogheemraadschap, en Dura Vermeer Bouw Leidschendam BV, vertegenwoordigd door mr. D.A. Cleton en [partij], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een uitwerking van de bestemming "Uit te werken gebied voor woondoeleinden (UW)" op grond van het bestemmingsplan "Ypenburg-Nootdorp", wat betreft het gebied dat aan het noorden en noordwesten wordt begrensd door het plangebied van het bestemmingsplan "Ypenburg-Nootdorp, tweede herziening (deelplan 19)", aan het zuidoosten door het Gooland en de Veenweg en aan het zuidwesten door het Kanaal (Molensloot) en de bestaande bebouwing van Ypenburg. Het college heeft het uitwerkingsplan bij het bestreden besluit goedgekeurd.
2.3. Het verzoek van de gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft betrekking op de goedkeuring van de wijziging van de aanduiding 'aardewal' in de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering", die bij de vaststelling van het plan is aangebracht ten opzichte van het ontwerp. Zij voert aan dat het plan op dit punt ten onrechte met zich brengt dat percelen van inwoners van de gemeente Pijnacker-Nootdorp binnen de beschermingszone van de waterkering komen te liggen, waardoor beperkingen in de bouwmogelijkheden zullen ontstaan. De gemeente Pijnacker-Nootdorp betoogt dat ten onrechte geen overleg met haar is gevoerd over de wijziging van de aanduiding 'aardewal' in de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering". Voordat het college van burgemeester en wethouders tot vaststelling van het plan kon overgaan, had volgens haar een waterkering op het grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp gerealiseerd moeten zijn, dan wel had instemming van de gemeente Pijnacker-Nootdorp dienen te zijn verkregen. Dit is niet gebeurd, aldus de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Tot slot voert zij aan dat het in de rede ligt dat de gemeente Den Haag aanbiedt om alle kosten, die gepaard gaan met een mogelijke wijziging van het bestemmingsplan om een waterkering op het grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp mogelijk te maken, voor haar rekening te nemen. Onder deze kosten vallen eveneens planschadeverzoeken, aldus de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
2.4. In het ontwerpplan zijn gronden in het noordoosten van het plangebied aangewezen voor "Woondoeleinden" met de aanduiding 'aardewal'. Ingevolge artikel 3.I van de voorschriften van het ontwerpplan waren de gronden daarmee bestemd voor:
a. vrijstaande en halfgeschakelde woningen;
b. bijbehorende bijgebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven, en parkeergelegenheid.
Ingevolge artikel 3.II, eerste lid, onder d, van de voorschriften van het ontwerpplan zijn ter hoogte van de aanduiding 'aardewal' geen gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en diepwortelende beplanting toegestaan.
In het vierde lid, onder a, van dit artikel was bepaald dat ter hoogte van de aanduiding 'aardewal' een aardewal aanwezig dient te zijn met een uiteindelijke maximale en minimale hoogte van -1,25 meter N.A.P.
Bij de vaststelling van het plan is de aanduiding 'aardewal' vervangen door de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering".
Ingevolge artikel 5.I., eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor "Waterstaat-waterkering" aangewezen gronden primair bestemd voor de instandhouding van een waterkering, secundair voor de bestemming in artikel 3 "Woondoeleinden", voor zover deze met de bestemming "Waterstaat-waterkering (dubbelbestemming)" samenvallen.
Ingevolge artikel 5.II van de planvoorschriften gelden voor het bouwen op de voor "Waterstaat-waterkering (dubbelbestemming)" aangewezen gronden de volgende bepalingen:
1. ten behoeve van de bestemming "Waterstaat-waterkering (dubbelbestemming)" zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan;
2. ten behoeve van de bestemming in artikel 3 "Woondoeleinden" zijn geen bouwwerken toegestaan.
2.5. De voorzitter is van oordeel dat niet boven alle twijfel is verheven dat de gemeente Pijnacker-Nootdorp als belanghebbende bij het plan op dit punt in de bodemprocedure zal worden aangemerkt, nu voorshands niet is gebleken dat er bij het besluit op dit punt vermogensrechtelijke dan wel andere belangen van de publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn gemoeid.
De voorzitter is verder gebleken dat de gemeente Pijnacker-Nootdorp geen zienswijze heeft ingediend tegen de in het ontwerpplan opgenomen aanduiding 'aardewal'. Weliswaar is bij de vaststelling van het plan deze aanduiding vervangen door de dubbelbestemming "Waterstaat-waterkering", maar niet boven alle twijfel is verheven dat in zoverre voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp een ongunstiger situatie is bewerkstelligd.
Niettemin zal de voorzitter er voor de behandeling van het verzoek van de gemeente Pijnacker-Nootdorp van uitgaan dat het beroep van de gemeente Pijnacker-Nootdorp in de bodemprocedure ontvankelijk zal worden verklaard.
2.5.1. In het plan is niets bepaald over een beschermingszone van de waterkering ter plaatse van de naastgelegen percelen. Hetgeen aangaande de beschermingszone in de plantoelichting wordt opgemerkt, doet aan het vorenstaande niet af, aangezien deze toelichting geen deel uitmaakt van het plan, zodat daaraan geen bindende betekenis toekomt. Overigens zal volgens de plantoelichting een beschermingszone op grond van de Delflandse Keur 2008 gaan gelden, zodra een besluit tot wijziging van de legger is genomen. Ter zitting heeft het Hoogheemraadschap verklaard dat een dergelijk besluit niet eerder wordt verwacht dan in het voorjaar van 2010. Tegen een dergelijk besluit kunnen rechtsmiddelen worden aangewend.
Voor zover het verzoek is ingegeven door de vrees dat op korte termijn de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp een bestemmingsplan dient op te stellen om een waterkering op haar grondgebied mogelijk te maken, overweegt de voorzitter dat de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp het opstellen van een bestemmingsplan ter plaatse in eigen hand heeft.
2.5.2. Gezien het voorgaande ontbreekt de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste onverwijlde spoed. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2009
466.