ECLI:NL:RVS:2009:BJ2633

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807932/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo om handhavend op te treden tegen bewoning van een bedrijfspand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het college had op 3 maart 2008 een dwangsom opgelegd aan een wederpartij, waarbij deze gelast werd het bewonen van een bedrijfspand te staken. De voorzieningenrechter oordeelde op 28 augustus 2008 dat het besluit van het college om het bezwaar van de wederpartij ongegrond te verklaren, niet terecht was en vernietigde dit besluit. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft de zaak op 22 juni 2009 behandeld. Het college voerde aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat het dwangsombesluit een wettelijke grondslag mist. Het college stelde dat er in het bedrijfspand een nieuwe woning was gerealiseerd, wat in strijd zou zijn met de bestemmingsplannen. De Raad van State oordeelde echter dat de aanschrijving van het college niet gericht was op het bouwen van een hoofdgebouw, maar enkel op het beëindigen van de bewoning van het pand. De Raad volgde het betoog van het college niet en bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter, waarbij werd vastgesteld dat de bewoning van het pand niet verboden was onder de geldende bestemming.

De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 15 juli 2009.

Uitspraak

200807932/1/H1.
Datum uitspraak: 15 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 augustus 2008 in zaak nrs. 08/2310 en 08/2311 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo (hierna: het college) [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast het bewonen van het bedrijfspand op het perceel [locatie] te Geldrop te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 17 juni 2008 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 augustus 2008, verzonden op 16 september 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 17 juni 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 oktober 2008, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juni 2009, waar het college, vertegenwoordigd door B.A. Brugman en mr. S.P.A. van Bogget, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij] zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Centrum-Geldrop" rust op het perceel [locatie] de bestemming "Woondoeleinden 2 W2".
In artikel 8.1 van de planvoorschriften is bepaald dat de op de plankaart met deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor onder meer wonen.
Ingevolge artikel 8.2.1, aanhef en onder b, geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen de bepaling dat hoofdgebouwen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht.
Ingevolge artikel 26.1 is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
2.2. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het dwangsombesluit een wettelijke grondslag mist en dat het college daarom geen bevoegdheid heeft om handhavend op te treden.
Het college voert daartoe aan dat de voorzieningenrechter eraan voorbij is gegaan dat in het bedrijfspand een nieuwe woning en daarmee een hoofdgebouw buiten het bouwvlak is gerealiseerd, hetgeen in strijd is met artikel 8.2.1, onder b, van de planvoorschriften.
2.2.1. Dit betoog faalt. De aanschrijving is niet gericht op het oprichten of bouwen van een hoofdgebouw of op enige andere bouwactiviteit, doch strekt uitsluitend tot beëindiging van de bewoning van het bedrijfspand.
De stelling van het college dat door het enkel bewonen van het pand in strijd met artikel 8.2.1 een hoofdgebouw is gerealiseerd, kan de Afdeling niet volgen. Zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen is artikel 8.2.1 een bouwvoorschrift en kan daaraan geen bevoegdheid worden ontleend om handhavend op te treden tegen het gebruik van een gebouw als woning. Verder is de voorzieningenrechter er terecht van uitgegaan dat de ter plaatse geldende bestemming uitdrukkelijk wonen omvat, zodat bewoning van het pand niet is verboden.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2009
190-564.