200807932/1/H1.
Datum uitspraak: 15 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 augustus 2008 in zaak nrs. 08/2310 en 08/2311 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo.
Bij besluit van 3 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo (hierna: het college) [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast het bewonen van het bedrijfspand op het perceel [locatie] te Geldrop te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 17 juni 2008 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 augustus 2008, verzonden op 16 september 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 17 juni 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 oktober 2008, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juni 2009, waar het college, vertegenwoordigd door B.A. Brugman en mr. S.P.A. van Bogget, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij] zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Centrum-Geldrop" rust op het perceel [locatie] de bestemming "Woondoeleinden 2 W2".
In artikel 8.1 van de planvoorschriften is bepaald dat de op de plankaart met deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor onder meer wonen.
Ingevolge artikel 8.2.1, aanhef en onder b, geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen de bepaling dat hoofdgebouwen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht.
Ingevolge artikel 26.1 is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
2.2. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het dwangsombesluit een wettelijke grondslag mist en dat het college daarom geen bevoegdheid heeft om handhavend op te treden.
Het college voert daartoe aan dat de voorzieningenrechter eraan voorbij is gegaan dat in het bedrijfspand een nieuwe woning en daarmee een hoofdgebouw buiten het bouwvlak is gerealiseerd, hetgeen in strijd is met artikel 8.2.1, onder b, van de planvoorschriften.
2.2.1. Dit betoog faalt. De aanschrijving is niet gericht op het oprichten of bouwen van een hoofdgebouw of op enige andere bouwactiviteit, doch strekt uitsluitend tot beëindiging van de bewoning van het bedrijfspand.
De stelling van het college dat door het enkel bewonen van het pand in strijd met artikel 8.2.1 een hoofdgebouw is gerealiseerd, kan de Afdeling niet volgen. Zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen is artikel 8.2.1 een bouwvoorschrift en kan daaraan geen bevoegdheid worden ontleend om handhavend op te treden tegen het gebruik van een gebouw als woning. Verder is de voorzieningenrechter er terecht van uitgegaan dat de ter plaatse geldende bestemming uitdrukkelijk wonen omvat, zodat bewoning van het pand niet is verboden.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2009