200902849/2/R3.
Datum uitspraak: 10 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente De Ronde Venen,
verweerder.
Bij besluit van 29 januari 2009 heeft de raad van de gemeente De Ronde Venen (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Mijdrecht en Vinkeveen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 juni 2009, waar [verzoeker], bijgestaan door M.M.C. Verweij-van der Hoorn, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.M.F.F. Verbeet, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor het bedrijventerrein Mijdrecht en het bedrijventerrein Voorbancken te Vinkeveen.
2.3. [verzoeker] richt zich met zijn verzoek, gelet op het verhandelde ter zitting, tegen de planregeling voor het perceel kadastraal bekend Wilnis, sectie […], nummer […] (ged.), van welk perceel hij economisch en Memid Investments B.V. juridisch eigenaar is (hierna: het perceel). Hij betoogt dat door de raad de verwachting is gewekt dat het plan ter plaatse in een bebouwingsvlak van 2500 m² zou voorzien. Het voorliggende plan bevat echter een bebouwingsvlak van minder dan 2500 m², aldus [verzoeker]. Hij kan zich niet verenigen met het feit dat op het perceel waterpartijen zijn voorzien ter compensatie van de toename van verhard oppervlak op gronden van derden in de omgeving. [verzoeker] voert aan dat onvoldoende is gewaarborgd dat de waterpartijen op het perceel zullen worden gerealiseerd.
2.4. De voorzitter stelt voorop dat niet boven alle twijfel is verheven dat [verzoeker] in zoverre als belanghebbende zal worden aangemerkt, nu hij slechts de economische eigendom en niet de juridische eigendom heeft verkregen van het perceel. Voor de behandeling van het verzoek gaat de voorzitter er voorshands niettemin van uit dat het beroep van [verzoeker] in de bodemprocedure ontvankelijk zal worden verklaard.
2.4.1. In het geldende bestemmingsplan "Werkeiland" is het perceel grotendeels aangewezen voor "Bedrijfsdoeleinden -BI-" met de aanduiding 'differentiatievlak water II'. In het thans voorliggende plan is aan de voornoemde gronden grotendeels de bestemming "Bedrijf -1 (B-I)" met de aanduiding 'specifieke vorm van water -3 (swa-3)' toegekend. Met het thans voorliggende bestemmingsplan is voor deze gronden derhalve voorzien in een soortgelijke regeling als in het geldende plan. Gelet hierop zijn als gevolg van de inwerkingtreding van het nu voorliggende plan op dit punt geen ontwikkelingen te voorzien die voor [verzoeker] bezwaarlijker zijn te achten dan hetgeen onder het huidige planologische regime mogelijk is.
In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd kan naar het oordeel van de voorzitter in zoverre geen spoedeisend belang worden gevonden dat het treffen van een voorlopige voorziening zou kunnen rechtvaardigen.
2.4.2. Voor zover het verzoek er toe stekt dat aan het perceel ruimere bouwmogelijkheden dienen te worden toegekend, overweegt de voorzitter dat een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt in het kader van deze procedure te ver gaat. [verzoeker] is in zoverre niet gebaat bij schorsing van het bestreden besluit aangezien daarmee verwezenlijking van zijn wens tot vergroting van het bouwvlak op het perceel niet mogelijk wordt.
2.5. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2009