ECLI:NL:RVS:2009:BJ2618

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901824/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • S.H. Nienhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Aansluiting A20 Moordrecht en verzoek om voorlopige voorziening

Op 27 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Moordrecht het bestemmingsplan "Aansluiting A20 Moordrecht" vastgesteld. Dit plan voorziet in de aanleg van een nieuw wegdeel van de N456 en een nieuwe aansluiting op de A20, nabij de percelen van de besloten vennootschap Jokalux Holding B.V. en anderen. Tegen dit besluit hebben Jokalux en anderen op 17 maart 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 26 juni 2009 ter zitting behandeld, waarbij Jokalux en anderen werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. H.E. Davelaar, en de raad door ambtenaar R. van den Bosch. Ook de minister van Verkeer en Waterstaat was ter zitting aanwezig, vertegenwoordigd door A.C. Klijnhout.

Jokalux en anderen betogen dat het plan leidt tot een grote toename van verkeer en verkeersonveilige situaties op de Middelweg. Ze stellen dat de situering van de aansluiting afwijkt van het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas en het Streekplan Zuid-Holland Oost, en dat er geen overleg met omwonenden heeft plaatsgevonden. Daarnaast wijzen zij op gebreken in het akoestisch en luchtkwaliteitsonderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt. Jokalux en anderen zijn van mening dat er onvoldoende duidelijkheid is gegeven over de erfontsluiting en de bereikbaarheid van hun percelen.

De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de toezegging van de raad en de minister om pas na de bodemprocedure met de aanleg te beginnen, betekent dat de vereiste onverwijlde spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Daarom heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de regel rechtvaardigen dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is bij een gedeeltelijke of gehele toewijzing van het verzoek.

Uitspraak

200901824/2/R3.
Datum uitspraak: 10 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jokalux Holding B.V., gevestigd te Moordrecht, en anderen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Moordrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Moordrecht (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Aansluiting A20 Moordrecht" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jokalux Holding B.V. en anderen (hierna: Jokalux en anderen) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 maart 2009, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben Jokalux en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 juni 2009, waar Jokalux en anderen, vertegenwoordigd door mr. H.E. Davelaar, advocaat te Zwolle, en de raad, vertegenwoordigd door R. van den Bosch, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de minister van Verkeer en Waterstaat, vertegenwoordigd door A.C. Klijnhout, ambtenaar ten departemente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet - voor zover hier van belang - in een nieuw wegdeel van de N456 en een nieuwe aansluiting op de A20, in de nabijheid van de percelen van Jokalux en anderen aan de Middelweg 27-29 en 31 te Moordrecht.
2.3. Jokalux en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij vrezen voor een grote verkeerstoename en verkeersonveilige situaties op de Middelweg. Jokalux en anderen betogen dat de situering van de aansluiting afwijkt van het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas en het Streekplan Zuid-Holland Oost, Tweede partiële herziening, Zuidplas. Volgens hen heeft over de situering van de aansluiting ten onrechte geen overleg met omwonenden plaatsgevonden. Jokalux en anderen voeren aan dat de bestaande geluidsoverlast zal worden vergroot. Aan het akoestisch onderzoek en het luchtkwaliteitsonderzoek die ten grondslag liggen aan het plan kleven gebreken, aldus Jokalux en anderen. Zij betogen tot slot dat ten onrechte niet reeds bij de vaststelling van het plan volledige duidelijkheid is geboden over de erfontsluiting en de bereikbaarheid van hun percelen.
2.4. Ter zitting is van de zijde van de raad en de minister van Verkeer en Waterstaat toegezegd dat pas met de aanleg van het nieuwe wegdeel van de N456 en een nieuwe aansluiting op de A20 zal worden begonnen, nadat de bodemprocedure is afgerond. Gelet hierop ontbreekt de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste onverwijlde spoed. Het verzoek daartoe dient derhalve te worden afgewezen.
2.5. Jokalux en anderen hebben ter zitting verzocht de raad te veroordelen in de proceskosten.
Veroordeling van het verwerend bestuursorgaan in de proceskosten van een verzoeker is in beginsel slechts mogelijk, indien de voorzitter een gehele of gedeeltelijke toewijzing van het verzoek uitspreekt.
Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden, in verband waarmee een uitzondering moet worden gemaakt op dit uitgangspunt.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat derhalve geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2009
466.