ECLI:NL:RVS:2009:BJ2615

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900802/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en termijnoverschrijding bij bezwaar tegen besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Delfshaven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die zijn beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Delfshaven niet-ontvankelijk verklaarde. Het besluit, genomen op 21 november 2007, betrof de toepassing van bestuursdwang vanwege het ontmantelen van een illegale hennepkwekerij op 1 oktober 2007. Het dagelijks bestuur verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond bij besluit van 11 maart 2008. De rechtbank oordeelde dat [appellant] te laat was met het indienen van zijn beroep, omdat hij niet tijdig had gereageerd op het besluit van 11 maart 2008.

[Appellant] betoogde dat de rechtbank niet redelijkerwijs kon oordelen dat hij in verzuim was, omdat het besluit op bezwaar geen rechtsmiddelenvoorlichting bevatte. Hij stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn rechtsbijstandverzekeraar, DAS, de zaak behandelde, en dat hij daardoor niet op de hoogte was van de noodzaak om tijdig beroep in te stellen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat het ontbreken van rechtsmiddelenvoorlichting niet voldoende was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellant] niet had aangetoond dat er bijzondere feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat [appellant] had kunnen informeren naar de stand van zaken bij DAS voor het verstrijken van de beroepstermijn. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 juli 2009.

Uitspraak

200900802/1/H3.
Datum uitspraak: 15 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 december 2008 in zaak nr. 08/2792 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Delfshaven.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2007 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Delfshaven (hierna: het dagelijks bestuur) zijn beslissing om jegens [appellant] bestuursdwang toe te passen ter zake van het op 1 oktober 2007 ontmantelen van een illegale hennepkwekerij in het pand op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) op schrift gesteld.
Bij besluit van 11 maart 2008 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2009, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door C.P. Yick, ambtenaar in dienst van de deelgemeente Delfshaven, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8 vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet redelijkerwijs heeft kunnen oordelen dat hij in verzuim is geweest met het indienen van zijn beroepschrift, nu het besluit op bezwaar geen rechtsmiddelenvoorlichting bevatte. Volgens [appellant] was, vanwege het ontbreken van de rechtsmiddelenvoorlichting, hem niet duidelijk dat de brief van 11 maart 2008 (hierna: de brief) een besluit was, ondanks zijn contact met zijn rechtsbijstandverzekeraar DAS (hierna: DAS). Nu hij, achteraf gezien onterecht, in de veronderstelling was dat DAS met de zaak bezig was, kan hem de termijnoverschrijding, gelet ook op het vorenstaande, niet worden verweten, aldus [appellant]. [appellant] betoogt dat alleen relevant is of hij zo spoedig mogelijk als van hem kon worden verlangd beroep heeft ingesteld.
2.3. De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld uitspraak van 8 mei 2001 in zaak nr. 200002002/1), geoordeeld dat het ontbreken van een rechtsmiddelenvoorlichting in een besluit onvoldoende is om termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat niet is gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden die overschrijding van de termijn rechtvaardigen. Het betoog van [appellant] dat hij niet wist dat de brief van 11 maart 2008 een besluit betrof, treft geen doel. De Afdeling merkt in dit verband op dat de brief geen ruimte biedt voor twijfel aan het besluitkarakter ervan aangezien uitdrukkelijk in de brief stond vermeld dat het een besluit betrof.
Dat [appellant] ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat DAS met zijn zaak bezig was, leidt evenmin tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. [appellant] had immers bij DAS voor het einde van de beroepstermijn kunnen informeren naar de stand van zaken met betrekking tot zijn zaak. Dat hij dit kennelijk heeft nagelaten komt voor zijn risico.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2009
312-622.