200900339/1/H3.
Datum uitspraak: 15 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 december 2008 in zaak nr. 08/1388 in het geding tussen:
de minister van Justitie.
Bij besluit van 5 februari 2007 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) het verzoek van [appellant] om de justitiële gegevens met betrekking tot zijn persoon, opgenomen in het Justitieel Documentatie Systeem (hierna: JDS), te wijzigen in de zin dat sepotcode 43 wordt gewijzigd in sepotcode 01, afgewezen.
Bij besluit van 16 januari 2008 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 december 2008, verzonden op 4 december 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2009, waar [appellant], in persoon, en de minister, vertegenwoordigd door mr. C.M. Bitter, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 22 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens kan degene aan wie overeenkomstig artikel 18 kennis is gegeven van hem betreffende justitiële gegevens, de minister schriftelijk verzoeken deze gegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen, indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.
Ingevolge artikel 7 van het Besluit justitiële gegevens worden als justitiële gegevens als bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, en 9 aangemerkt:
a. alle beslissingen die door het openbaar ministerie of de rechter zijn genomen, met uitzondering van de beslissing tot niet vervolgen omdat de betrokken persoon ten onrechte als verdachte is aangemerkt;
g. indien het feit is geseponeerd:
2°. de sepotcode en de bijkomende sepotgrond of sepotgronden.
2.2. Bij brief van 20 november 2006 heeft [appellant] de minister verzocht zijn gegevens in het JDS met betrekking tot een voorval in de nacht van 14 op 15 april 2001 te Leidschendam in die zin te wijzigen dat sepotcode 43 wordt gewijzigd in sepotcode 01, omdat hij van mening is dat hij ten onrechte als verdachte is aangemerkt.
De strafzaak tegen [appellant] is geseponeerd wegens "oud feit".
2.3. Het verzoek van [appellant] is door de minister bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 5 februari 2007 afgewezen, omdat niet is gebleken dat de geregistreerde gegevens niet overeenkomen met de gegevens zoals die door het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) zijn aangeleverd.
2.4. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat bij de beoordeling of de gegevens "feitelijk onjuist zijn" moet worden bezien of de beslissing van het OM correct is over- dan wel opgenomen in het JDS. Of de beslissing van het OM een juiste is geweest staat niet ter beoordeling. De rechtbank heeft overwogen dat de strafzaak tegen [appellant] uiteindelijk is geseponeerd aangezien, volgens het OM, het belang van strafrechtelijk ingrijpen te gering is geworden in verband met de lange tijd die is verstreken na het plegen van het strafbare feit. De rechtbank heeft verder overwogen dat de geregistreerde sepotcode overeenkomt met de sepotcode zoals die door het OM aan de minister is verzonden. De rechtbank is tot de slotsom gekomen dat, nu er geen sprake is van een feitelijke onjuistheid van de gegevens zoals die in de JDS zijn opgenomen, er geen aanleiding is voor de minister om de sepotcode te wijzigen.
2.5. [appellant] voert, op grond van nadien afgelegde getuigenverklaringen, aan dat de rechtbank heeft miskend dat hij ten onrechte als verdachte is aangemerkt door het OM. Nu het verstekvonnis door het Gerechtshof is vernietigd wegens nietigheid van de dagvaarding, en het OM de zaak hierop heeft geseponeerd, heeft hij geen mogelijkheden zijn onschuld aan te tonen, aldus [appellant].
2.5.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling (uitspraak van 12 maart 2008 in zaak nr.
200704888/1), terecht overwogen dat bij de beoordeling of gegevens in het JDS feitelijk onjuist zijn slechts mag worden bezien of de beslissing van het OM correct is over- dan wel opgenomen.
2.6. [appellant] betoogt dat, gezien het belang dat hij heeft met het wijzigen van de sepotcode danwel met een rechterlijke uitspraak betreffende het voorval te Leidschendam, de zaak dient te worden teruggewezen naar de politierechter.
2.6.1. Ook dit betoog faalt. Het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak. Aangezien het bij de rechtbank ingestelde beroep niet was gericht tegen de sepotbeslissing kan deze hoger beroepsgrond van [appellant] niet leiden tot het daarmee beoogde doel.
De Afdeling overweegt ten overvloede dat ingevolge artikel 1:6 van de Awb tegen een besluit van het OM om niet tot verdere vervolging over te gaan geen bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden aangetekend.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2009