ECLI:NL:RVS:2009:BJ2612

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900121/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing adoptieverzoek door de minister van Justitie en de niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Raad van State op 15 juli 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had op 24 november 2008 het beroep van [appellante] tegen de afwijzing van haar adoptieverzoek door de minister van Justitie niet-ontvankelijk verklaard. De minister had op 6 februari 2008 de aanvraag van [appellante] om toestemming tot opneming ter adoptie van een buitenlands kind afgewezen. Na het indienen van bezwaar door [appellante] op 1 juli 2008, verklaarde de minister dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk was, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. [appellante] stelde dat zij het besluit op bezwaar pas twee tot drie weken na 1 juli 2008 had ontvangen, omdat het bij haar buren was bezorgd. Ook gaf zij aan dat zij niet wist waar zij beroep moest instellen en pas op 15 augustus 2008 de benodigde informatie van de minister ontving.

De Raad van State overwoog dat het beroepschrift van [appellante] inderdaad te laat was ingediend. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de gronden die [appellante] aanvoerde niet leidden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De Raad van State benadrukte dat de rechtsmiddelenvoorlichting bij het besluit op bezwaar, ondanks het ontbreken van de vestigingsplaats van de rechtbank, voldoende was om [appellante] te informeren over de mogelijkheid om beroep in te stellen. De doorzendplicht volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had [appellante] in staat moeten stellen om tijdig beroep in te stellen bij een willekeurige rechtbank.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 juli 2009.

Uitspraak

200900121/1/H3.
Datum uitspraak: 15 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 november 2008 in zaak nr. 08/3753 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2008 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) de aanvraag van [appellante] om toestemming tot opneming ter adoptie van een buitenlands kind afgewezen.
Bij besluit van 1 juli 2008 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2009, waar [appellante], in persoon, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 7:12, tweede lid, eerste volzin, wordt de beslissing op bezwaar bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan de dag volgend op de dag dat het besluit bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na de termijn ingediend beroepschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. [appellante] stelt dat de rechtbank ten onrechte haar beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij stelt dat zij het besluit op bezwaar twee tot drie weken na 1 juli 2008 heeft ontvangen, omdat het besluit bij haar buren was bezorgd. Verder stelt [appellante] dat haar onbekend was waar zij beroep moest instellen. Hierover heeft [appellante] getracht informatie in te winnen bij de minister, van wie zij pas op 15 augustus 2008 de gevraagde informatie ontving.
2.3. Vaststaat dat het beroepschrift van [appellante] tegen het besluit op bezwaar te laat bij de rechtbank is ingediend.
Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de door [appellante] aangevoerde gronden niet leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding voor het instellen van beroep. Dat de rechtsmiddelenvoorlichting bij het besluit op bezwaar wegens niet vermelden van de vestigingsplaats van de rechtbank waar beroep ingesteld kon worden niet voldeed aan artikel 6:23 van de Awb doet hier niet aan af, nu hieruit wél bleek dat bij een rechtbank beroep ingesteld kon worden en binnen welke termijn. Gezien de doorzendplicht zoals neergelegd in artikel 6:15 van de Awb had [appellante] tijdig beroep kunnen instellen bij een willekeurige rechtbank.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2009
312-622.