200807811/1/H3.
Datum uitspraak: 8 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 september 2008 in zaak nr. 07/7439 in het geding tussen:
de korpschef van de politieregio Haaglanden.
Bij besluit van 12 juni 2007 heeft de korpschef van de politieregio Haaglanden (hierna: de korpschef) het verzoek van [appellant]
om verstrekking van afschriften van alle in 2006 verleende en geweigerde verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen afgewezen. De korpschef heeft zich bij dit besluit beperkt tot het verstrekken van informatie over het aantal in 2006 verleende, geweigerde en ingetrokken verloven en heeft [appellant] daarbij één geanonimiseerd voorbeeld van een verleend verlof en één geanonimiseerd voorbeeld van een ingetrokken verlof doen toekomen.
Bij besluit van 9 augustus 2007 heeft de korpschef het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en aan [appellant] een overzicht met gegevens betreffende de verleende, geweigerde en ingetrokken verloven verstrekt.
Bij uitspraak van 16 september 2008, verzonden op 18 september 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 oktober 2008, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 18 november 2008 heeft [appellant] de Afdeling toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
[appellant] en de korpschef hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury te Utrecht, en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. S. Denneman, mr. J. van der Els-Schutte en S.E. Wiggers, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat het daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
b. kennisneming van de inhoud toe te staan,
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
2.2. De korpschef heeft in het besluit op bezwaar van 9 augustus 2007 gesteld dat het verzoek zich uitstrekt over 2662 documenten. Het verzoek om verstrekking van informatie in de door [appellant] gewenste vorm wordt afgewezen op grond van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob. De korpschef heeft alleen een overzicht verstrekt met gegevens in de vorm van een Excel-bestand (hierna: het overzicht), waarbij de gegevens met betrekking tot de verleende verloven automatisch zijn gegenereerd vanuit een landelijk computersysteem.
De gegevens met betrekking tot de geweigerde en ingetrokken verloven zijn aan het overzicht toegevoegd. Verstrekking van informatie over de woonplaats van de verlofhouder en het wapennummer, wapentype en kaliber waarop het verlof betrekking heeft, is geweigerd en aldus in het overzicht onleesbaar gemaakt dan wel niet aan het overzicht toegevoegd. Het belang van openbaarmaking van vorengenoemde gegevens weegt volgens de korpschef niet op tegen de belangen zoals genoemd in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, e en g, van de Wob en openbaarmaking is daarom geweigerd.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank zijn beroep op het vertrouwensbeginsel ten onrechte heeft verworpen. Aan het feit dat de korpschef bij het besluit van 12 juni 2007 voorbeelden van de gevraagde documenten heeft gevoegd waarop niets onleesbaar is gemaakt, heeft hij het in rechte te honoreren vertrouwen mogen ontlenen, dat de daarin opgenomen gegevens openbaar zijn en verstrekt zouden worden, aldus [appellant].
2.3.1. Dit betoog faalt. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat uit het besluit van 12 juni 2007, waarbij de korpschef heeft geweigerd aan het verzoek van [appellant] te voldoen en alleen informatie heeft verstrekt over het aantal verleende, geweigerde en ingetrokken verloven in de politieregio, niet de bereidheid van de korpschef tot het openbaar maken van de in de bedoelde documenten opgenomen gegevens kan worden afgeleid. Hiermee kunnen bij [appellant] derhalve geen, aan de korpschef toe te rekenen, verwachtingen zijn gewekt. Dat de korpschef een geanonimiseerd voorbeeld van een verleend verlof en een ingetrokken verlof bij dit besluit heeft gevoegd, maakt dit niet anders, nu in het besluit door de korpschef is vermeld dat hij deze slechts ter informatie aan hem doet toekomen.
2.4. Met betrekking tot de door [appellant] eerst ter zitting naar voren gebrachte stelling, dat het hoger beroep ook ziet op de weigering de bij de verloven behorende bijlagen openbaar te maken, wordt overwogen dat zijn verzoek primair was gericht op het verkrijgen van alle afschriften van verleende, geweigerde en ingetrokken verloven en niet tevens op afschriften van de bij die verloven behorende bijlagen. Het verzoek is dan ook terecht opgevat als betrekking hebbend op afschriften van de verloven als zodanig en niet tevens op de bij de verloven behorende bijlagen, waarop eventuele wijzigingen worden aangebracht.
2.5. [appellant] kan zich voorts niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat het geschil zich niet uitstrekt tot de vraag of de korpschef openbaarmaking van de datum van afgifte van het verlof en het doel van het verlof heeft mogen weigeren, omdat hij daartegen in het beroepschrift geen gronden heeft ingediend. De rechtbank is bovendien, zo stelt [appellant], ten onrechte voorbij gegaan aan de beroepsgrond welke was gericht tegen de weigering om afschriften te verstrekken van de in 2006 in de politieregio ingetrokken en geweigerde verloven.
2.5.1. Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wob dient informatie over bestuurlijke aangelegenheden openbaar te worden gemaakt, tenzij daarvan op grond van de in artikel 10 en 11 van de Wob opgenomen weigeringsgronden of beperkingen dient te of kan worden afgezien.
Zoals de Afdeling in de uitspraken van 11 februari 2009 in de zaken nrs.
200804082/1en
200804756/1heeft overwogen brengt artikel 3, vijfde lid, van de Wob mee dat het ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Wob verstrekken van de informatie in een andere dan door verzoeker gewenste vorm aanvaardbaar kan zijn, mits dezelfde informatie wordt verstrekt als het geval zou zijn bij verstrekking in de door verzoeker gewenste vorm.
2.5.2. Bij de vraag of de korpschef in redelijkheid tot verstrekking in de vorm van een overzicht heeft kunnen komen, diende de rechtbank te beoordelen of in het aan [appellant] verstrekte overzicht geen relevante informatie, waaraan geen weigeringsgrond of beperking ten grondslag kan worden gelegd, ontbreekt. De rechtbank heeft hierbij, gelet op het onder 5.2. in de aangevallen uitspraak overwogene, de ingetrokken en geweigerde verloven betrokken en heeft zich aldus over de ingetrokken en geweigerde verloven uitgelaten. [appellant] kan dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat de rechtbank is voorbij gegaan aan de beroepsgrond gericht tegen de weigering om afschriften te verstrekken van de ingetrokken en geweigerde verloven. Wel stelt [appellant] terecht dat zijn beroep was gericht tegen de weigering tot het verstrekken van afschriften van verloven en daarmee betrekking had op alle in de verloven opgenomen passages, waaronder het doel waarvoor het verlof wordt verstrekt. Gelet hierop heeft de rechtbank zich ten onrechte beperkt tot het beoordelen van de weigering van de korpschef om de woonplaats van de verlofhouder en het wapennummer, wapentype en kaliber waarop het verlof betrekking heeft openbaar te maken. De rechtbank had hierbij eveneens alle overige in een verleend, geweigerd en ingetrokken verlof opgenomen gegevens dienen te betrekken. Het betoog slaagt.
2.6. De rechtbank heeft overwogen dat in bepaalde gevallen openbaarmaking van de woonplaats van de verlofhouder en het wapennummer, wapentype en kaliber waarop het verlof betrekking heeft, in combinatie met andere wel verstrekte gegevens, wanneer deze gegevens worden gelegd naast andere beschikbare informatie, kan leiden tot identificatie van de betrokken verlofhouder. Gelet op de veiligheidsrisico's die dit oplevert voor zowel de verlofhouder als voor derden en in verband met het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verlofhouder, heeft de korpschef naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob openbaarmaking van deze gegevens in redelijkheid kunnen weigeren.
2.6.1. [appellant] bestrijdt dit oordeel. Hij betoogt dat de woonplaats van de verlofhouder geen identificeerbaar gegeven is. Het wapennummer waarop het verlof betrekking heeft is, anders dan de rechtbank oordeelt, ook geen identificeerbaar gegeven. Een wapennummer is immers niet voor een ieder beschikbaar en wordt, zo stelt [appellant] verder, zonder enige beperking keer op keer gepubliceerd, in bijvoorbeeld op www.rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken. In deze uitspraken worden persoonsgegevens wel onleesbaar gemaakt, waaruit kan worden opgemaakt dat het wapennummer geen identificeerbaar gegeven is. Het wapentype en kaliber waarop het verlof betrekking heeft, zijn volgens [appellant] evenmin identificeerbare gegevens.
2.6.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 24 september 2008 in zaak nr.
200800614/1is aan het openbaar maken van gegevens aan de hand waarvan de mogelijkheid bestaat dat verlofhouders geïdentificeerd kunnen worden, een zeker veiligheidsrisico verbonden. Gelet hierop kan het bestuursorgaan zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt stellen dat ten aanzien van dergelijke gegevens het belang van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid.
Het wapennummer betreft een nummer dat gekoppeld is aan een uniek wapen en door middel van het verlof voor het voorhanden hebben van dat wapen aan de individuele verlofhouder. Dit brengt mee dat bij openbaarmaking van dit gegeven de identiteit van de verlofhouder achterhaald zou kunnen worden, zodat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de korpschef openbaarmaking hiervan in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Uit het feit dat in de door [appellant] in zijn hoger beroepschrift genoemde op www.rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken, waarin overigens wapenbezit dan wel moord aan de betreffende verdachte ten laste was gelegd, wel wapennummers worden vermeld, kan niet worden afgeleid dat bij openbaarmaking hiervan het belang van de persoonlijke levenssfeer niet aan de orde is.
Mede in aanmerking genomen het aantal verloven waarop het onderhavige verzoek ziet, is de Afdeling van oordeel dat het wapentype en kaliber niet als zodanig unieke, persoonsgebonden gegevens kunnen worden aangemerkt dat aannemelijk is dat aan de hand daarvan de identiteit van een verlofhouder kan worden vastgesteld. De korpschef heeft ook niet aangegeven op welke manier verlofhouders door openbaarmaking van deze gegevens zouden kunnen worden geïdentificeerd. Dit geldt eveneens voor de weigering van de korpschef om de woonplaats van een verlofhouder openbaar te maken. De korpschef heeft ten aanzien hiervan gesteld dat hij vreest dat door openbaarmaking, in combinatie met andere gegevens, de identiteit van de verlofhouder zou kunnen worden achterhaald, zonder aannemelijk te hebben gemaakt op welke manier dit tot identificatie van de verlofhouders zou kunnen leiden. De Afdeling acht het ten aanzien van de woonplaats mogelijk dat onderscheid wordt gemaakt tussen grote en kleine gemeenschappen. Het is evenwel noodzakelijk dat de korpschef dit onderscheid motiveert en hierbij betrekt welke andere gegevens hij wel openbaar maakt en hoe deze gegevens, in combinatie met de woonplaats, tot identificatie van de verlofhouder zouden kunnen leiden. De weigering bovenstaande gegevens openbaar te maken is door de korpschef ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt in zoverre.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit op bezwaar van 9 augustus 2007 vernietigen wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb. De korpschef heeft immers een overzicht verstrekt maar daarbij niet aan al de niet-verstrekte gegevens een weigeringsgrond of beperking als bedoeld in artikel 10 of 11 van de Wob ten grondslag gelegd, dan wel een die niet op een deugdelijke motivering berust. De korpschef dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.8. De korpschef dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 september 2008 in zaak nr. 07/7439;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de korpschef van de politieregio Haaglanden van 9 augustus 2007, kenmerk ORG-BI 012/0016;
V. veroordeelt de korpschef van de politieregio Haaglanden tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de korpschef van de politieregio Haaglanden aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 361,00 (zegge: driehonderdeenenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2009