200900391/1/H1.
Datum uitspraak: 8 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 4 december 2008 in zaak nr. 08/114 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo.
Bij besluit van 5 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (hierna: het college) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 11 woningen en een appartementencomplex met 9 appartementen op de percelen Lombokstraat 2-16, Lombokstraat 18-34, Javastraat 77 en Floresstraat 1 en 3 te Hengelo (Ov).
Bij besluit van 11 december 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 december 2008, verzonden op 4 december 2008, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.E.M. Wolsink en P.L. Drent, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], vertegenwoordigd door ing. M.B.M. Geesing, daar gehoord.
2.1. [appellant] heeft zich in zijn hoger beroepschrift beperkt tot de akoestische gevolgen van het bouwplan. Met betrekking tot de overige aspecten heeft hij aangegeven dat eerdere processtukken als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd. In de overwegingen van de aangevallen uitspraak is de rechtbank ingegaan op hetgeen in beroep door [appellant] is aangevoerd. [appellant] heeft in het hoger beroepschrift, behoudens het aspect geluid, geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. Gelet hierop ziet de Afdeling in zoverre geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de vanwege de nabijgelegen spoorlijn te verwachten geluidbelasting ter plaatse van de percelen waarop het bouwplan is voorzien. In dat verband stelt hij dat in de beoordeling van de akoestische gevolgen ten onrechte is uitgegaan van berekeningen in plaats van metingen en dat de geluidreducerende werking van het inmiddels geplaatste geluidscherm gecontroleerd dient te worden.
2.3. Het feitelijk meten van de geluidbelasting op de gevels van woningen in een toekomstige situatie is uit zijn aard onmogelijk. Uitsluitend aan de hand van onderzoek door middel van berekeningen kan worden bepaald of de geluidbelasting van de nabijgelegen spoorlijn een belemmering vormt voor realisering van het bouwplan.
In de "Ruimtelijke onderbouwing woningbouwlocatie Deldenerstraat (Huiskes)", gedateerd januari 2006, die ten behoeve van het bouwplan is opgesteld, wordt in paragraaf 3.5.3 en 4.2.5 aandacht besteed aan de geluidhinder vanwege de spoorlijn Hengelo-Almelo. De locatie van het bouwplan ligt in de zone vanwege de spoorlijn, zodat een akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd naar de geluidbelasting door het railverkeer op de gevels van de voorziene woningen. Verder staat in de ruimtelijke onderbouwing dat verkennende akoestische onderzoeken zijn uitgevoerd en dat gezien de hoge geluidbelasting en het in voorbereiding zijnde schermproject langs het spoor Hengelo richting Borne is afgesproken dat door het verhogen van het voorgestelde saneringsscherm de geluidbelasting ter plaatse van de woningen zal worden beperkt. Op de begane grond kan hiermee worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder Voor de hoger gelegen verdiepingen is de verlening van een hogere waarde noodzakelijk.
2.4. Adviesbureau DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V.heeft op verzoek van het college onderzoek gedaan naar de akoestische situatie ter plaatse en de te verwachten geluidbelasting vanwege de spoorlijn op de in het bouwplan voorziene woningen. Hierbij is, rekening houdend met de situering van de woningen en appartementen zoals voorzien in het bouwplan, de ligging van de voorziene geluidsschermen aan weerszijden van de spoorlijn Hengelo-Almelo en de railverkeersgegevens voor de jaren 2010 en 2015 volgens het zogeheten Akoestisch Spoorboekje Aswin 2004, gebruik gemaakt van het rekenmodel Geonoise 5.20, dat is gebaseerd op de Reken- en meetvoorschriften railverkeerslawaai 1996, standaardrekenmethode II, en aan de hand van een voor dit onderzoek gebruikelijke methodiek berekend of realisering van het bouwplan leidt tot overschrijding van de relevante grenswaarden. Volgens het op 13 januari 2006 uitgebrachte onderzoeksrapport worden, bij uitvoering van het bouwplan, die grenswaarden, dan wel de ten behoeve van het bouwplan noodzakelijke hogere waarden, in acht genomen. Voor zover noodzakelijk heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 10 juli 2006 ten behoeve van het bouwplan een besluit tot vaststelling van hogere waarden genomen. Dit besluit is, nadat een hiertegen gericht bezwaar bij besluit van 6 september 2006 ongegrond is verklaard, onherroepelijk.
In hetgeen door [appellant] op dit punt is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het akoestisch onderzoek dat het college ten behoeve van het bouwplan heeft doen uitvoeren zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat de rechtbank van de juistheid daarvan niet mocht uitgaan. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat voor het opstellen van een nieuw rapport met betrekking tot de akoestische gevolgen geen aanleiding bestaat.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2009