ECLI:NL:RVS:2009:BJ1864

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807172/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving tegen permanente bewoning van recreatiewoning in Zeewolde

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde hen had gelast de permanente bewoning van hun recreatiewoning te staken. Het college had op 17 juli 2007 een besluit genomen waarbij een dwangsom werd opgelegd om vóór 1 februari 2008 de permanente bewoning te beëindigen. Appellanten maakten bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing op 13 augustus 2008, waarna appellanten hoger beroep instelden bij de Raad van State.

De Raad van State oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden tegen de permanente bewoning van de recreatiewoning. De Afdeling bestuursrechtspraak stelde vast dat appellanten de recreatiewoning als hoofdverblijf gebruikten, wat in strijd was met de bestemmingsplannen die een gebruik als recreatief verblijf vereisen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het gebruik van de recreatiewoning gedurende meer dan 26 weken per jaar niet als recreatief kon worden aangemerkt en dat dit gebruik niet werd beschermd door het overgangsrecht van het bestemmingsplan.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat handhaving in het algemeen belang was. De rechtbank had ook het beroep van appellanten op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat er geen ondubbelzinnige verklaringen waren die het gebruik van de recreatiewoning tot maximaal 40 weken per jaar toestonden. De conclusie was dat het hoger beroep ongegrond was en de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd.

Uitspraak

200807172/1/H1.
Datum uitspraak: 8 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 augustus 2008 in zaak nr. 08/171 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde (hierna: het college) [appellanten] onder oplegging van een dwangsom gelast vóór 1 februari 2008 de permanente bewoning van het pand op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: de recreatiewoning) te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 18 januari 2008 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 augustus 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 september 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2009, waar [appellanten], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.H. Hoogendoorn, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Recreatieterrein Horsterwold 2003" rust op het perceel de bestemming "Verblijfsrecreatie klasse 1".
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder q, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Recreatieterrein Horsterwold 2003" wordt onder een recreatiewoning verstaan een gebouw, geen stacaravan zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder s, wordt onder recreatief verblijf verstaan verblijf voor recreatie door bij voorkeur wisselende gezinnen of daarmee gelijkstaande personen of groepen van personen, die hun vaste woon- en verblijfplaats elders hebben.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder t, wordt onder permanente bewoning verstaan bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.
Ingevolge artikel 4, derde lid, aanhef en onder a, wordt onder verboden gebruik als bedoeld in het eerste lid van artikel 6 in elk geval verstaan het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, is het verboden de in het plan begrepen gronden te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden en bouwwerken gegeven bestemming.
Ingevolge artikel 6, tweede lid, voor zover thans van belang, mag het gebruik dat op het moment van het onherroepelijk worden van de voorschriften inzake het gebruik van de bouwwerken, in strijd met de voorschriften van de bouwwerken wordt gemaakt, worden gehandhaafd of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar aard en omvang niet wordt vergroot en mits dit gebruik niet reeds in strijd was met het voorheen voor het gebied geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Ingevolge het bestemmingsplan "Horsterwold" rustte op het perceel de bestemming "Verblijfsrecreatie klasse 1".
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 12, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Horsterwold", voor zover thans van belang, wordt onder verblijfsrecreatie klasse 1 verstaan een terrein, ten behoeve van het houden van recreatief nachtverblijf.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, zijn gronden met de bestemming "Verblijfsrecreatie klasse 1" bestemd voor verblijfsrecreatie klasse 1.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, voor zover thans van belang, is het verboden de onbebouwde gronden en bouwwerken binnen het plan te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of voor doeleinden die strijdig zijn met een uit het plan voortvloeiende bestemming.
2.2. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college bevoegd was handhavend op te treden tegen permanente bewoning van de recreatiewoning. Daartoe voeren zij aan dat het gebruik dat zij van de woning maken in overeenstemming was met het voorheen geldende bestemmingsplan "Horsterwold" en derhalve thans wordt beschermd door het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Recreatieterrein Horsterwold 2003".
2.2.1. Ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat [appellanten] het merendeel van het jaar verblijven in de recreatiewoning. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat [appellanten] de recreatiewoning hebben gebruikt als hoofdverblijf en derhalve ten behoeve van permanente bewoning als bedoeld in artikel 4, derde lid, aanhef en onder a, gelezen in verbinding met artikel 1, aanhef en onder t, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Recreatieterrein Horsterwold 2003".
Anders dan [appellanten] betogen, wordt het gebruik dat zij van de recreatiewoning maken, naar niet in geschil is gedurende meer dan 26 weken maar minder dan 40 weken per jaar, niet beschermd door het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Recreatieterrein Horsterwold 2003". Daartoe overweegt de Afdeling het volgende. Ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan "Horsterwold" rustte op het perceel de bestemming "Verblijfsrecreatie klasse 1". Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 12, van de voorschriften van dat bestemmingsplan wordt onder verblijfsrecreatie klasse 1 verstaan een terrein, ten behoeve van het houden van recreatief nachtverblijf. Het gebruik van de recreatiewoning ten behoeve van verblijf gedurende meer dan 26 weken maar minder dan 40 weken per jaar, kan, gezien de aard en duur ervan, redelijkerwijs niet worden aangemerkt als recreatief in de zin van dat artikel. Dat gebruik was dan ook in strijd met artikel 18, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Horsterwold". Het beroep van [appellanten] op een door de gemeente Zeewolde met de projectontwikkelaar gesloten overeenkomst leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat voor de beoordeling van het voorheen toegestane gebruik van het perceel het bestemmingsplan "Horsterwold" bepalend is. De overeenkomst maakt daarvan geen deel uit en heeft derhalve in zoverre voor de uitleg daarvan geen betekenis. Voor zover [appellanten] betogen dat zij er op grond van de overeenkomst en uitlatingen van ambtenaren en wethouders op mochten vertrouwen dat zij ingevolge het bestemmingsplan "Horsterwold" maximaal 40 weken per jaar in de recreatiewoning mochten verblijven, wordt overwogen dat mogelijk opgewekt vertrouwen geen betekenis heeft voor de uitleg van planvoorschriften, doch onder omstandigheden wel voor de vraag of van handhaving moet worden afgezien, hetgeen hierna aan de orde komt. Nu het gebruik van de recreatiewoning ten behoeve van permanente bewoning ook in strijd was met het bestemmingsplan "Horsterwold", heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat dat gebruik ingevolge artikel 6, tweede lid, van de voorschriften van het "Recreatieterrein Horsterwold 2003" niet wordt beschermd door het overgangsrecht. De conclusie is dan ook dat is gehandeld in strijd met het eerste lid van dat artikel, zodat het college terzake handhavend kon optreden.
2.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. Anders dan [appellanten] betogen, heeft de rechtbank hun beroep op het vertrouwensbeginsel terecht verworpen. Zij hebben weliswaar een aantal verklaringen overgelegd van ambtenaren en een wethouder, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat deze ondubbelzinnig en namens het college hebben verklaard dat de bestemming "Verblijfsrecreatie klasse 1", die ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan "Horsterwold" op het perceel rustte, een verblijf in de recreatiewoning tot maximaal 40 weken per jaar toelaat. Uit de door de gemeente Zeewolde met de projectontwikkelaar gesloten overeenkomst volgt dat evenmin.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2009
457.