ECLI:NL:RVS:2009:BJ1849

Raad van State

Datum uitspraak
1 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903332/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Domein Hellebeuk

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 juli 2009 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van de onderlinge waarborgmaatschappij de vereniging Coöperatieve Vereniging van eigenaars Domein Hellebeuk U.A. en anderen. Het verzoek volgde op een besluit van de raad van de gemeente Voerendaal van 15 december 2008, waarin eerdere besluiten tot herziening van het bestemmingsplan voor Domein Hellebeuk werden ingetrokken. De verzoekers stelden dat zij bezwaar hadden gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de raad uiterlijk op 1 juni 2009 een beslissing zou nemen op hun bezwaarschrift.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juni 2009, waar de verzoekers en de raad vertegenwoordigd waren. De voorzitter overwoog dat het besluit van 15 december 2008 in feite een weigering was om een bestemmingsplan vast te stellen, en dat de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd was om kennis te nemen van het verzoek. Echter, de voorzitter concludeerde dat de verzoekers niet gebaat waren bij een schorsing van het besluit, omdat dit niet zou leiden tot de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan dat zowel permanente als recreatieve bewoning mogelijk maakt.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was om het verzoek in te willigen. De voorzitter wees er ook op dat tegen eventuele handhavingsbesluiten afzonderlijk rechtsmiddelen openstaan. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 juli 2009.

Uitspraak

200903332/1/R3.
Datum uitspraak: 1 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de onderlinge waarborgmaatschappij de vereniging Coöperatieve Vereniging van eigenaars Domein Hellebeuk U.A., gevestigd te Klimmen, gemeente Voerendaal, en anderen
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Voerendaal,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2008 heeft de raad van de gemeente Voerendaal (hierna: de raad), voor zover hier van belang, zijn besluiten van 13 juli 2005, nr. 2005/5/3, en 13 mei 2008, nr. 2008/4/5, ingetrokken.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 mei 2009, hebben de onderlinge waarborgmaatschappij de vereniging Coöperatieve Vereniging van eigenaars Domein Hellebeuk U.A. en anderen (hierna: Hellebeuk en anderen) de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juni 2009, waar Hellebeuk en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Maastricht, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. C.J.N. Versteden, juridisch adviseur van de gemeente, en mr. drs. J.I.F. Kooijman en mr. M.J.J. Mevis, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
Bevoegdheid van de voorzitter
2.1. De raad betoogt dat de voorzitter niet bevoegd is kennis te nemen van het verzoek om voorlopige voorziening. Primair voert hij daartoe aan dat het besluit van 15 december 2008 niet kan worden aangemerkt als een weigering een bestemmingsplan vast te stellen. Subsidiair stelt hij dat de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) niet op dit besluit van toepassing is, gelet op de tekst en de strekking van het bij die wet behorende overgangsrecht.
2.1.1. Op 13 juli 2005 heeft de raad de aanvragen van Hellebeuk en anderen van 27 juni 2004, 20 november 2004 en 21 januari 2005 om herziening van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, inhoudende dat zowel permanente bewoning als ook recreatieve bewoning wordt toegestaan in Domein Hellebeuk, toegewezen. De raad heeft daarbij het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) opgedragen om in overleg te treden met Hellebeuk en anderen, teneinde tevens duurzame regelingen te treffen over de resterende publiek- en privaatrechtelijke aangelegenheden.
Op 13 mei 2008 heeft de raad, voor zover hier van belang, een civieltechnisch maatregelenpakket met het bijbehorende kwaliteitshandboek voor Domein Hellebeuk vastgesteld.
Bij besluit van 15 december 2008 heeft de raad, voor zover hier van belang, de genoemde raadsbesluiten ingetrokken. Daarbij heeft hij overwogen dat de raad derhalve afziet van het eerder geuite voornemen om te komen tot vaststelling van een nieuw bestemmingsplan voor Domein Hellebeuk, gericht op permanente bewoning.
Naar het oordeel van de voorzitter moet het besluit van 15 december 2008 in zoverre worden aangemerkt als het alsnog afwijzen van de aanvragen van Hellebeuk en anderen van 27 juni 2004, 20 november 2004 en 21 januari 2005 om het bestemmingsplan voor Domein Hellebeuk te herzien. In zoverre is derhalve sprake van een besluit tot weigering een bestemmingsplan vast te stellen.
2.1.2. Op grond van het recht zoals dat tot 1 juli 2008 luidde stond geen bezwaar en beroep open tegen een besluit tot weigering een bestemmingsplan vast te stellen.
Op 1 juli 2008 zijn de Wro en de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (hierna: Invoeringswet Wro) in werking getreden.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Uit deze bepaling volgt naar het oordeel van de voorzitter dat ook beroep bij de Afdeling kan worden ingesteld tegen een besluit tot weigering een bestemmingsplan vast te stellen.
In de Invoeringswet Wro is niet in overgangsrecht voorzien voor de situatie, als thans aan de orde, waarin voor 1 juli 2008 een aanvraag is ingediend om een bestemmingsplan vast te stellen en na die datum afwijzend op de desbetreffende aanvraag is beslist. Voor het antwoord op de vraag of bezwaar en beroep openstaat tegen een besluit tot weigering een bestemmingsplan vast te stellen, is naar het oordeel van de voorzitter dan ook niet van belang op welk tijdstip de aanvraag is ingediend, maar is bepalend op welk tijdstip dat besluit is bekendgemaakt. Indien de bekendmaking van dat besluit heeft plaatsgevonden op of na 1 juli 2008 is de Wro daarop van toepassing.
2.1.3. Het in geding zijnde besluit is genomen op 15 december 2008 en op 23 december 2008 aan Hellebeuk en anderen bekendgemaakt.
De voorzitter gaat er dan ook van uit dat de Afdeling bevoegd is kennis te nemen van een eventueel beroep tegen het besluit op het door Hellebeuk en anderen ingediende bezwaarschrift, indien de bezwaren daarbij ongegrond zouden worden verklaard. Gelet hierop is de voorzitter bevoegd kennis te nemen van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening.
Behandeling verzoek
2.2. De vraag of alle personen, namens wie Hellebeuk een voorlopige voorziening heeft verzocht, tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 15 december 2008 behoeft in het kader van deze procedure geen beantwoording, aangezien het bezwaarschrift van Hellebeuk in ieder geval tijdig is ingediend en naar het oordeel van de voorzitter in zoverre sprake zal zijn van een ontvankelijk bezwaarschrift.
2.3. Hellebeuk en anderen hebben de voorzitter gevraagd om het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende dat de raad wordt opgedragen uiterlijk op 1 juni 2009 een beslissing te nemen op het door hen ingediende bezwaarschrift. Ter zitting hebben zij het verzoek in zoverre ingetrokken. Overigens is namens de raad gesteld dat in de raadsvergadering van 13 juli 2009 op het bezwaarschrift zal worden beslist.
2.4. Daarnaast hebben Hellebeuk en anderen de voorzitter gevraagd om schorsing van het besluit van 15 december 2008, voor zover de raad daarbij heeft geweigerd een bestemmingsplan voor Domein Hellebeuk vast te stellen.
2.4.1. De voorzitter stelt vast dat Hellebeuk en anderen niet zijn gebaat bij uitsluitend schorsing van het besluit van 15 december 2008. De enkele schorsing van dat besluit brengt immers niet met zich dat de raad een bestemmingsplan dient vast te stellen dat zowel permanente bewoning als recreatieve bewoning in Domein Hellebeuk mogelijk maakt. Schorsing van dat besluit heeft evenmin tot gevolg dat het college dient af te zien van handhaving van het ter plaatse geldende verbod op permanente bewoning.
Het treffen van een voorlopige voorziening die hiertoe wel zou strekken, acht de voorzitter in het kader van deze procedure te ver gaan.
2.5. Ter zitting hebben Hellebeuk en anderen de voorzitter tevens gevraagd een oordeel uit te spreken over de vraag of de raad, gelet op het bepaalde in afdeling 6.4 van de Wro, de kosten van de aanleg van voorzieningen in Domein Hellebeuk op de grondeigenaren kan verhalen door middel van de vaststelling van een exploitatieplan dan wel door het sluiten van een of meer exploitatieovereenkomsten. Indien de Wro hiertoe de wettelijke grondslag biedt, zal de raad naar verwachting van Hellebeuk en anderen niet langer weigeren een bestemmingsplan vast te stellen dat zowel permanente bewoning als recreatieve bewoning in Domein Hellebeuk mogelijk maakt.
2.5.1. De voorzitter overweegt hierover dat het voorshands niet onredelijk is te achten dat de raad zich bij het nemen van zijn besluit mede heeft gebaseerd op het bepaalde in afdeling 6.4 van de Wro. Indien een wettelijke grondslag zou ontbreken om de kosten van de aanleg van voorzieningen op de grondeigenaren te verhalen, zou dit immers gevolgen kunnen hebben voor de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De beoordeling van de vraag of kostenverhaal op de grondeigenaren in dit geval mogelijk is gaat, mede gelet op het vorenstaande, het kader van deze procedure echter te buiten.
2.6. Overigens wijst de voorzitter er nog op dat ter zitting is toegezegd dat het college niet zal overgaan tot handhaving van het verbod op permanente bewoning in Domein Hellebeuk voordat op het bezwaarschrift van Hellebeuk en anderen is beslist. Voor zover Hellebeuk en anderen vrezen dat het college hiertoe daags na het nemen van een besluit op het bezwaarschrift zal overgaan, wijst de voorzitter er op dat tegen de eventueel te nemen handhavingsbesluiten afzonderlijk rechtsmiddelen openstaan.
2.7. Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Breunese-van Goor
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2009
208.