ECLI:NL:RVS:2009:BJ1141
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- R.H.L. Dallinga
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage. De aanvraag, ingediend door [appellante] op 15 mei 2007, betrof een toevoeging voor juridische bijstand in verband met een voorwaardelijke ontruimingsvordering. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de aanvraag afgewezen, omdat volgens hen juridische bijstand op dat moment niet noodzakelijk was. De reden hiervoor was dat de aanvraag betrekking had op onderhandelingen over een ingebruikgevingsovereenkomst, en er op dat moment geen ontruimingsvordering was ingesteld door de eigenaar van het kraakpand.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft in een eerdere uitspraak op 30 september 2008 het beroep van [appellante] tegen de afwijzing van de Raad ongegrond verklaard. [appellante] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waar de zaak op 19 juni 2009 ter zitting is behandeld. Tijdens deze zitting was [appellante] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.A.R. Schuckink Kool.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de afwijzing van de aanvraag om toevoeging op goede gronden is gedaan. De werkzaamheden die [appellante] wilde laten verrichten, betroffen het onderhandelingsproces over een overeenkomst, waarvoor volgens de geldende wetgeving geen toevoeging kan worden verleend. De Raad heeft ook geoordeeld dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat [appellante] niet heeft aangetoond dat de door haar genoemde gevallen vergelijkbaar zijn met haar eigen situatie.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.