ECLI:NL:RVS:2009:BJ1122

Raad van State

Datum uitspraak
1 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807445/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur en de afweging van belangen

In deze zaak heeft de Raad van State op 1 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland om afschriften van verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen te verstrekken aan verzoeker. Het verzoek om informatie was gedaan op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De korpsbeheerder had het verzoek afgewezen, stellende dat de inspanning om aan het verzoek te voldoen onevenredig groot zou zijn, met een geschatte tijdsbelasting van meer dan 29 uur. De rechtbank Zutphen had eerder het besluit van de korpsbeheerder vernietigd, maar de korpsbeheerder ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State overwoog dat de korpsbeheerder niet voldoende had onderbouwd waarom de gevraagde informatie niet kon worden verstrekt, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het besluit van de korpsbeheerder op een ondeugdelijke motivering berustte. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de korpsbeheerder opnieuw op het bezwaar van verzoeker diende te beslissen. De Raad van State benadrukte dat de wet geen grenzen stelt aan de inspanningen die een bestuursorgaan moet leveren om te voldoen aan een verzoek op grond van de Wob, en dat de korpsbeheerder niet had aangetoond dat de gevraagde informatie niet in de gewenste vorm kon worden verstrekt. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toegang tot informatie en de verplichtingen van bestuursorganen onder de Wob.

Uitspraak

200807445/1/H3.
Datum uitspraak: 1 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland, appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 2 september 2008 in zaak nr. 08/6 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2007 heeft de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland (hierna: de korpsbeheerder) het verzoek van [verzoeker] om verstrekking van afschriften van alle in augustus 2007 afgegeven verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen afgewezen.
Bij besluit van 17 december 2007 heeft de korpsbeheerder het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 september 2008, verzonden op 5 september 2008, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 17 december 2007 vernietigd en de korpsbeheerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de korpsbeheerder bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 28 oktober 2008 heeft de korpsbeheerder het bezwaar van [verzoeker] tegen het besluit van 12 oktober 2007 wederom ongegrond verklaard.
[verzoeker] heeft beroepsgronden aangevoerd tegen het besluit van
28 oktober 2008.
Bij brief van 30 december 2008 heeft [verzoeker] de Afdeling toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2009, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury te Utrecht, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
b. kennisneming van de inhoud toe te staan,
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
(…)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
2.2. De korpsbeheerder heeft gesteld dat het verzoek van [verzoeker] zich uitstrekt over 350 afgegeven verloven, die in vier verschillende administraties zijn opgenomen. De inspanning die zal moeten worden verricht om volledig aan het verzoek te voldoen is onevenredig groot, te weten meer dan 29 uur, aangezien per verlof een geheel aan handelingen dient te worden verricht dat een tijdsduur van vijf minuten per document in beslag neemt, aldus de korpsbeheerder.
2.3. De korpsbeheerder komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het besluit van 17 december 2007 op een ondeugdelijke motivering berust en wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking komt.
2.4. De korpsbeheerder voert, gelet op de inhoud van de besluiten van 12 oktober 2007 en 17 december 2007, terecht aan dat de rechtbank, door te overwegen dat hij verstrekking van de gevraagde informatie niet kon weigeren op de grond dat anonimisering onvoldoende waarborg biedt voor de in de gevraagde documenten opgenomen persoonsgegevens, ten onrechte als uitgangspunt heeft genomen dat hij het verzoek om die reden heeft geweigerd.
De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.
2.5. Daarnaast stelt de korpsbeheerder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet aannemelijk is dat het kopiëren en anonimiseren van de gevraagde documenten een zo tijdrovende bezigheid is, dat van de korpsbeheerder redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat hij deze stukken in de door [verzoeker] gewenste vorm, inhoudende geanonimiseerde afschriften, verstrekt. Hij acht de inspanning die daartoe verricht zal moeten worden onevenredig groot.
2.5.1. Dat verstrekking van de documenten in de door [verzoeker] gewenste vorm mogelijk is, is niet in geschil. Ter beoordeling staat thans of de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat verstrekking in die vorm niet een zo tijdrovende bezigheid betreft dat redelijkerwijs van de korpsbeheerder niet kan worden gevergd dat hij de informatie in deze vorm verstrekt.
2.5.2. Het verzoek omvat 350 documenten uit vier verschillende administraties, die alle op meer dan één plaats voor anonimisering in aanmerking komen. Met betrekking tot de stelling van de korpsbeheerder dat de rechtbank niet is ingegaan op de door hem geschatte tijdsbelasting voor het fotokopiëren en schonen van deze stukken wordt het volgende overwogen. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat verstrekking van de gevraagde informatie niet kon worden geweigerd op de grond dat verstrekking in die vorm een zo tijdrovende bezigheid betreft dat redelijkerwijs van de korpsbeheerder niet kan worden gevergd dat hij de informatie in deze vorm verstrekt, moet het ervoor worden gehouden dat zij daarbij de geschatte tijdsbelasting van ruim 29 uur, die de korpsbeheerder in het verweerschrift in beroep gemotiveerd heeft uiteengezet, bij haar oordeelsvorming heeft betrokken. De door de korpsbeheerder geschatte tijdsbelasting voor het anonimiseren en kopiëren van de documenten, te weten ruim 29 uur, komt de Afdeling niet onredelijk voor. Zijn stelling dat er grenzen zijn aan de inspanningen die een bestuursorgaan moet leveren om te kunnen voldoen aan een ingediend verzoek op grond van de Wob heeft de korpsbeheerder in de stukken, noch ter zitting onderbouwd. De wet kent deze weigeringsgrond niet. Gelet hierop bestaat geen grond te oordelen dat de gevraagde informatie in de door [verzoeker] gewenste vorm, uitgaande van een tijdsinvestering van ongeveer 29 uur, redelijkerwijs niet van de korpsbeheerder kan worden gevergd. De rechtbank heeft daarom met juistheid geoordeeld dat het besluit van 17 december 2007 op een ondeugdelijke motivering berust. Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het, gelet op het onder 2.4. gestelde, met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.7. Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak diende de korpsbeheerder opnieuw op het bezwaar van [verzoeker] te beslissen.
Dit heeft de korpsbeheerder bij besluit van 28 oktober 2008 gedaan.
Met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, wordt dit besluit bij de beoordeling in hoger beroep betrokken.
2.8. In het besluit van 28 oktober 2008 heeft de korpsbeheerder het bezwaar wederom ongegrond verklaard. Daartoe heeft hij zich opnieuw op het standpunt gesteld dat de inspanning die verricht zal moeten worden om de verloven zoals deze in de administratie zijn opgenomen in afschrift aan hem te verstrekken, te weten ongeveer 29 uur, onevenredig groot is.
2.8.1. Gelet op hetgeen onder 2.5.2. is overwogen, is het beroep gegrond en dient het besluit van 28 oktober 2008 te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.
2.9. De korpsbeheerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland van 28 oktober 2008, kenmerk 07ink01333, gegrond;
III. vernietigt dit besluit;
IV. veroordeelt de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de politieregio Noord- en Oost-Gelderland aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2009
280-597.