200806702/1/H1.
Datum uitspraak: 1 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 23 juli 2008 in zaak
nr. 07/1101 t/m 07/1105 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Enschede.
Bij besluit van 9 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college) aan Vodafone Libertel N.V. opnieuw lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een antennemast voor mobiele telefonie op het perceel Spölminkkamp 40 te Lonneker.
Bij uitspraak van 23 juli 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 september 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2009, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door J.H.B. Averdijk, advocaat te Enschede en het college, vertegenwoordigd door mr. W.D. Piek, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Vodafone Libertel N.V., vertegenwoordigd door mr. E.H.J. Eussen, als partij gehoord.
2.1. Het bouwplan ziet op het oprichten van een antennemast met een hoogte van 37,5 meter met daarin aangebracht GSM-antennes, een techniekkast en een K1-kast, en een hekwerk om de antennemast met een hoogte van 2,5 meter.
2.2. Bij besluit van 15 juni 2005 was bouwvergunning verleend voor het bouwplan. Het tegen dat besluit gemaakte bezwaar heeft het college bij besluit van 19 april 2006 ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft bij uitspraak van 2 juni 2006, in zaken nrs. 06/646 en 06/647, het besluit van 9 april 2006 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. De Afdeling heeft bij uitspraak van 14 maart 2007 in zaak nr.
200604956/1, de uitspraak van de voozieningenrechter bevestigd met verbetering van gronden waarop deze rust. Ter uitvoering van die uitspraken heeft het college het besluit van 9 augustus 2007 genomen.
2.3. Het bouwplan is in strijd met het toentertijd ter plaatse geldende bestemmingsplan "Sportpark Lonneker". Om realisering van het bouwplan mogelijk te maken heeft het college hiervoor vrijstelling verleend met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.4. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen.
2.5. Het college van gedeputeerde staten van Overijssel heeft op 26 november 2002, gewijzigd in februari 2006, een lijst van gevallen vastgesteld (hierna: de provinciale lijst) waarin het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling kan verlenen. Op 20 december 2004 is door de raad van de gemeente Enschede de notitie "Randvoorwaarden bij plaatsing van zend-/antenne-installaties" (hierna: notitie Randvoorwaarden) vastgesteld. Deze notitie is als ruimtelijke onderbouwing aan het besluit tot verlening van vrijstelling ten grondslag gelegd.
2.6. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet bevoegd was de vrijstelling te verlenen. Hiertoe voeren zij aan dat het bouwplan niet voldoet aan de algemene toepassingsvoorwaarden voor projecten die vallen in categorie II van de provinciale lijst.
2.6.1. Categorie I van de provinciale lijst ziet, voor zover hier van belang, op ruimtelijke plannen van de gemeente die zijn voorzien van een positief advies van de provinciale diensten en de Inspecteur. De notitie Randvoorwaarden betreft een ruimtelijk plan als bedoeld in categorie I. Het college van gedeputeerde staten van Overijssel heeft hiervoor op 31 mei 2005 een algemene verklaring van geen bezwaar verleend. Los van de vraag of het bouwplan past binnen categorie II van de provinciale lijst, past deze in categorie I, zodat in de provinciale lijst geen beperking is gelegen om met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling voor het bouwplan te verlenen.
2.6.2. [appellant] en anderen betogen dat het bouwplan is gelegen buiten de bebouwde kom zodat volgens de notitie Randvoorwaarden voor de oprichting van een antennemast een wijziging van het bestemmingsplan is vereist.
2.6.3. In de notitie Randvoorwaarden is een verdeling gemaakt tussen gebieden buiten en gebieden binnen de bebouwde kom. In gebieden buiten de bebouwde kom is voor het plaatsen van een zelfstandige installatie wijziging van het bestemmingsplan vereist. Binnen de bebouwde kom kan voor het plaatsen van een installatie met een hoogte van 5 tot 40 meter door het college vrijstelling worden verleend.
2.6.4. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting gebruikt het college ter invulling van het begrip bebouwde kom - daar waar de bevoegdheid daartoe is gegeven - de vaste bestuurspraktijk dat het gebied dat valt binnen het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" (inclusief een klein gedeelte van het bestemmingsplan "Buitengebied 1980") buiten de bebouwde kom ligt en de overige gebieden in stedelijk gebied liggen en derhalve binnen de bebouwde kom. Dit onderscheid is ook gebruikt in de notitie Randvoorwaarden. In hoofdstuk 2.3 van de notitie Randvoorwaarden is vermeld dat het bij gebieden buiten de bebouwde kom 'vooral gaat om het gebied waar het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" van kracht is'. Gelet op de hiervoor weergeven bestuurspraktijk komt, zoals door het college ook is gesteld, aan het woord "vooral" in deze passage geen zelfstandige betekenis toe. Het standpunt van het college dat het perceel buiten de bebouwde kom is gelegen vindt voorts steun in het nieuwe bestemmingsplan "Lonneker", dat op 7 mei 2008 onherroepelijk is geworden, waarin het sportpark Lonneker, inclusief het perceel, als stedelijk gebied is opgenomen.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het gebied dat wordt bestreken door het bestemmingsplan "Sportpark Lonneker" bebouwde kom is als bedoeld in de notitie Randvoorwaarden, zodat voor de oprichting van de antennemast geen wijziging van het bestemmingsplan is vereist. Het betoog faalt.
2.7. Verder betogen [appellant] en anderen dat de rechtbank heeft miskend dat het college na een afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid vrijstelling voor het bouwplan heeft kunnen verlenen. Volgens [appellant] en anderen heeft het college onvoldoende rekening gehouden met mogelijke en voor hen minder belastende alternatieven voor het bouwplan.
2.7.1. Dit betoog faalt eveneens. Het college heeft eerst en vooral te beslissen omtrent het bouwplan zoals dat is ingediend. Indien dit bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het college en Vodafone Libertel N.V. hebben zich onweersproken op het standpunt gesteld dat verschuiving van de te realiseren antennemast uit de richting van de kern van Lonneker moet leiden tot het oprichten van een extra antennemast om de gewenste dekking en capaciteit te kunnen verkrijgen. Met betrekking tot de kerktoren in het centrum van Lonneker, waarin zich reeds antennes van twee andere aanbieders van mobiele telefonie bevinden, is aannemelijk gemaakt dat plaatsing van de antennemast in die toren technisch niet goed te realiseren valt.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2009