200808443/1/H2.
Datum uitspraak: 1 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 oktober 2008 in zaak nr. 07/6630 in het geding tussen:
de Belastingdienst Toeslagen.
Bij besluit van 30 januari 2007 heeft de Belastingdienst Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) bepaald dat [appellant] geen recht op zorgtoeslag had in 2006.
Bij besluit van 14 juli (lees: juni) 2007 heeft de Belastingdienst bepaald dat [appellant] geen recht op zorgtoeslag had in 2006, heeft de Belastingdienst de huur- en/of zorgtoeslag met ingang van 1 juni 2006 stopgezet en heeft de Belastingdienst bepaald dat de na laatstvermelde datum ontvangen bedragen moeten worden terugbetaald.
Bij besluit van 25 juli 2007 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 14 oktober 2008, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 16 oktober 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] tegen het besluit van 25 juli 2007 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2008, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.J. van Duijne Strobosch, advocaat te 's-Gravenhage, en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. Schütz, werkzaam bij de Belastingdienst, zijn verschenen.
2.1. Ter zitting is gebleken dat de Belastingdienst, naar aanleiding van de beschikking van de rechtbank van 9 april 2009 op het verzoek van [appellant] tot vaststelling van zijn Nederlanderschap, inmiddels volledig is tegemoetgekomen aan [appellant] en dat de uitbetaling van de huur- en zorgtoeslag over het jaar 2006 reeds in gang is gezet.
Gelet hierop is er in beginsel geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Het door [appellant] gestelde belang bij beantwoording van de in het hoger beroep aan de orde gestelde rechtsvragen is geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Naar vaste jurisprudentie is de bestuursrechter alleen tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen in een geschil met betrekking tot een besluit. Waar, zoals partijen ter zitting hebben bevestigd, een zodanig geschil niet langer bestaat, is de bestuursrechter niet meer tot beantwoording van al dan niet principiële vragen gehouden. Nu ook overigens niet is gebleken van een rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, dient dat niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.2. De Belastingdienst dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellant] te worden veroordeeld. Voorts zal de Afdeling de Belastingdienst gelasten het door [appellant] voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt de Belastingdienst Toeslagen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Belastingdienst/Toeslagen aan de secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 192323091) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdzestien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Rop
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2009