200901737/2/R2.
Datum uitspraak: 23 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 3 februari 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de stadsdeelraad Geuzenveld-Slotermeer (hierna: de stadsdeelraad) bij besluit van 10 juni 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Slotermeer" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2009, beroep ingesteld. [verzoeker]heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 28 mei 2009.
Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De stadsdeelraad heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 juni 2009, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C. Jonkman, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de stadsdeelraad, vertegenwoordigd door mr. E.J.M.J.J. Houben, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in actualisatie van het geldende planologische regime voor het stadsdeel Slotermeer en vervangt 36 bestemmingsplannen. Het plan is gericht op beheer en voorziet daarnaast in enkele nieuwe bouwlocaties.
2.3. Vanwege formele bezwaren verzoekt [verzoeker] bij wijze van voorlopige voorziening om schorsing van het gehele goedkeuringsbesluit. Hij stelt daartoe dat niet is voldaan aan de wettelijke eisen met betrekking tot de terinzagelegging van het plan. In dit verband wijst [verzoeker] op een onjuiste vermelding van de openingstijden in de publicatie. Verder heeft [verzoeker] naar voren gebracht dat een ander bestemmingsplan is vastgesteld en goedgekeurd dan het ontwerpplan dat ter inzage heeft gelegen.
2.3.1. In de publicatie staat vermeld dat het plan en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage liggen bij de Openbare Bibliotheek van Slotermeer onder meer op zaterdag van 14.00 tot 17.00 uur. Niet in geschil is dat de Openbare Bibliotheek op zaterdag tot 14.00 uur open is. Blijkens de stukken wilde [verzoeker] de stukken inzien op zaterdag 2 augustus 2008 na 14.00 uur. De voorzitter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat [verzoeker] door de onjuiste publicatie in zijn belangen is geschaad. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat geen sprake is van bekorting van de inzagetermijn, nu de Openbare Bibliotheek op 2 augustus 2008 niet de gehele dag gesloten is geweest. Voorts konden het plan en de stukken vóór het aflopen van de bedenkingentermijn nog gedurende enkele werkdagen worden ingezien.
Voor zover door [verzoeker] wordt betoogd dat de stadsdeelraad een ander plan heeft vastgesteld dan het ontwerpplan dat ter inzage heeft gelegen, overweegt de voorzitter dat de stadsdeelraad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen kan aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen. Vaststaat dat de stadsdeelraad in dit geval het plan naar aanleiding van ingediende zienswijzen heeft vastgesteld met een aantal wijzigingen. Deze afwijkingen van het ontwerp zijn naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat bij het ontwerpplan weliswaar werd uitgegaan van het Verkeers- en Vervoersplan Geuzenveld-Slotermeer 2003 en bij de vaststelling het in 2008 geactualiseerde Verkeers- en Vervoersplan in het plan is verwerkt, maar dit heeft enkel geleid tot een wijziging van de bestemming "Verkeer 1 (V1)" naar "Verkeer 2 (V2)" voor een gedeelte op de Burgemeester Vening Meineszlaan.
Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure in het bovenstaande aanleiding zal zien voor vernietiging van het bestreden besluit.
2.4. [verzoeker] betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Verkeer 1 (V1)", voor zover dit betrekking heeft op de Burgemeester Vening Meineszlaan, de plandelen met de bestemming "Wonen 1 (W1)", voor zover dit huisgebonden bedrijven toestaat en het plandeel met de bestemming "Tuin (T)", voor zover dit ziet op zijn perceel [locatie]. Hij beoogt met zijn verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van deze plandelen te voorkomen. Onder verwijzing naar het Verkeers- en Vervoersplan Geuzenveld-Slotermeer 2008 voert [verzoeker] aan dat de Burgemeester Vening Meineszlaan ten onrechte de bestemming "Verkeer 1 (V1)" is toegekend, terwijl de bestemming "Verkeer 2 (V2)" toegekend had moeten worden. Hij stelt dat het gemeentebestuur concrete plannen heeft om een aanvang te maken met de uitvoering van het bestemmingsplan waarbij de Burgemeester Vening Meineszlaan zal worden ingericht als hoofdontsluitingsweg. Om dit mogelijk te maken zullen monumentale bomen worden gekapt en daarom bestaat volgens [verzoeker] een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Voorts voert hij aan dat de woonbestemming te ruime gebruiksmogelijkheden biedt, nu huisgebonden bedrijven zijn toegestaan. Hij vreest voor overlast ten gevolge van dit gebruik.
[verzoeker] stelt verder dat zijn legaal gebouwde schuur ten onrechte niet als zodanig in het plan is opgenomen waardoor volgens hem het gebruik van de schuur moet worden beëindigd.
2.4.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat op korte termijn met de uitvoering van het plandeel "Verkeer 1 (V1)" voor zover dit ziet op de Burgemeester Vening Meineszlaan zal worden begonnen. Daarbij acht de voorzitter van belang dat de stadsdeelraad ter zitting heeft verklaard dat er geen concrete plannen zijn voor verbreding van deze weg. Ten aanzien van de monumentale bomen, overweegt de voorzitter dat de kap van bomen niet in het plan wordt geregeld, maar wordt toegestaan met de verlening van kapvergunningen. Nu schorsing van het bestreden besluit in zoverre de kap van bomen niet kan verhinderen, kan in de omstandigheid dat niet is uitgesloten dat op termijn bomen zullen worden gekapt geen spoedeisend belang zijn gelegen bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4.2. Ingevolge artikel 3, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 3, tiende lid, van de planvoorschriften mogen de op de plankaart aangewezen gronden voor "Wonen 1 (W1)" uitsluitend worden gebruikt ten dienste van woondoeleinden met dien verstande dat de woningen tot ten hoogste 40% van het vloeroppervlak tevens mogen worden gebouwd en gebruikt voor de uitoefening van een huisgebonden bedrijf.
Niet gebleken is dat met betrekking tot woningen in het plangebied bouwaanvragen zijn ingediend voor de uitoefening van een huisgebonden bedrijf. Voorts kan tegen gebruik (zonder bouwvergunning) van woningen ten behoeve van de uitoefening van een huisgebonden bedrijf, indien het besluit tot goedkeuring van het plan vernietigd wordt, handhavend worden opgetreden als het niet in overeenstemming is met het planologische regime dat na vernietiging geldt. De inwerkingtreding van het plan leidt in zoverre niet tot een juridisch onomkeerbare situatie.
2.4.3. Voor zover [verzoeker] betoogt dat hij het gebruik van de schuur niet kan voortzetten, overweegt de voorzitter dat met dit plan geen wijziging is beoogd van het gebruik van de schuur. De schuur is gelegen op gronden met de bestemming "Tuin (T)". Ter zitting is namens het college opgemerkt dat deze bestemming bebouwing als de onderhavige schuur toelaat. Ook indien de schuur onder het overgangsrecht zou vallen, waar [verzoeker] vanuit gaat, kan het gebruik worden voortgezet. Beëindiging van het gebruik door het gemeentebestuur met een handhavingsactie is gelet op het voorgaande niet mogelijk. Er bestaat voor [verzoeker] geen beletsel dit gebruik op grond van het voorliggende plan op dezelfde voet voort te zetten, zodat ook hierin geen spoedeisend belang is gelegen.
2.5. De voorzitter is van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening voor de bestreden plandelen rechtvaardigt. Gelet hierop dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Broekman
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2009