ECLI:NL:RVS:2009:BI9717

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808493/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor wijziging gebruik pand in Edam-Volendam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep van appellanten tegen de verleende bouwvergunning en vrijstelling door het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam ongegrond werd verklaard. Het college had op 25 mei 2007 een vergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik van de begane grond van een pand in kantoordoeleinden en para-medische voorzieningen, alsook voor het aanpassen van de gevel en de hoofddraagconstructie. Appellanten maakten bezwaar tegen deze vergunning, maar het college verklaarde dit bezwaar gegrond en wijzigde de wettelijke grondslag van de vergunning. De rechtbank oordeelde echter dat het college op goede gronden had gehandeld en dat de vergunning terecht was verleend.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 juni 2009 behandeld. Tijdens deze zitting was het college vertegenwoordigd door mr. R. Gillissen, maar de appellanten en de vergunninghouder waren niet aanwezig. De Afdeling overwoog dat het project in strijd was met het bestemmingsplan, maar dat het college op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling had verleend. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de ruimtelijke onderbouwing van het college voldeed aan de eisen en dat er geen aanleiding was om daar anders over te oordelen.

De Afdeling concludeerde dat de rechtbank ook terecht geen grond vond voor de stelling van appellanten dat de parkeercapaciteit niet toereikend was. De wijziging van de gebruiksfunctie zou naar verwachting niet leiden tot een toename van de parkeerbehoefte, en er was zelfs sprake van een overcapaciteit aan parkeergelegenheid in de directe omgeving. De klacht van appellanten over de publicatie van de bouwaanvraag werd niet in behandeling genomen, omdat deze niet eerder was aangevoerd. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

200808493/1/H1.
Datum uitspraak: 24 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 5 november 2008 in
zaak nr. 07/7602 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik van de begane grond van het pand [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) in kantoordoeleinden en para-medische voorzieningen (praktijk voor fysiotherapie) en het wijzigen van de gevel, indeling en hoofddraagconstructie.
Bij besluit van 2 oktober 2007 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de wettelijke grondslag van het besluit van 25 mei 2007 wat betreft de verleende vrijstelling gewijzigd.
Bij uitspraak van 5 november 2008, verzonden op 6 november 2008, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2009,
waar het college, vertegenwoordigd door mr. R. Gillissen, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. [appellanten] en [vergunninghouder] zijn niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Katham" rust op het perceel de bestemming "bijzondere doeleinden I". Niet in geschil is dat het onderhavige project in strijd is met het bestemmingsplan. Teneinde ten behoeve hiervan bouwvergunning te kunnen verlenen, heeft het college krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling daarvan verleend.
2.2. Anders dan [appellanten] betogen is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het college voor de ruimtelijke onderbouwing heeft mogen verwijzen naar de ruimtelijke onderbouwing die het college ten grondslag heeft gelegd aan het besluit van 28 maart 2006, waarbij vrijstelling en bouwvergunning is verleend voor het oprichten van het pand voor een kantoor en twaalf appartementen. Dat besluit is bij uitspraak van de Afdeling van 11 juni 2008, in zaak nr.
200707050/1, onherroepelijk geworden. De Afdeling heeft in die uitspraak overwogen dat de ruimtelijke onderbouwing voldoet aan de eisen die daaraan dienen te worden gesteld. Er is geen aanleiding daar thans anders over te oordelen. In de ruimtelijke onderbouwing is ervan uitgegaan dat het pand de bestemming woon-/bedrijfsdoeleinden zal krijgen. Daarin past de gewijzigde gebruiksfunctie voor kantoordoeleinden en para-medische voorzieningen (praktijk voor fysiotherapie), die bij besluit van 2 oktober 2007 mogelijk is gemaakt.
2.3. Voorts heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de parkeercapaciteit ter plaatse niet toereikend is voor de beoogde bestemming. De wijziging van kantoorfunctie in kantoor en para-medische voorzieningen zal naar verwachting niet leiden tot een toename van de parkeerbehoefte. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de resultaten van een door het college ingesteld onderzoek is gebleken, dat in de directe omgeving van het pand sprake is van een geringe overcapaciteit aan parkeergelegenheid. Dat dit onderzoek ondeugdelijk zou zijn hebben [appellanten] niet aannemelijk gemaakt. Verder heeft het college aangegeven dat tegenover het pand, bij de kerk, nog zes of zeven parkeerplaatsen worden aangelegd.
2.4. Verder is de rechtbank, anders dan [appellanten] betogen, tot het juiste oordeel gekomen dat de bouwvergunningsaanvraag door [vergunninghouder] is gedaan aan wie ook de bouwvergunning is verleend.
Dat in de aanvraag een andere voorletter is vermeld en de [naam] met 'y' in plaats van 'ij' is geschreven, maakt dat niet anders.
2.5. De klacht van [appellanten] over de publicatie van de bouwaanvraag en de vermelding van de naam van de welstandscommissie in de bouwvergunning, hebben zij niet in beroep bij de rechtbank naar voren gebracht. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom [appellanten] deze beroepsgrond niet reeds bij de rechtbank hadden kunnen aanvoeren en zij dit, gelet op de functie van het hoger beroep, hadden behoren te doen, dient deze beroepsgrond buiten beschouwing te blijven.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2009
202.