ECLI:NL:RVS:2009:BI9704

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808986/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving bouwvergunning en last onder dwangsom voor perceelafscheiding in Bergen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Bergen tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. Het college had op 1 oktober 2007 een last onder dwangsom opgelegd aan [wederpartij] om de bouw van een perceelafscheiding te staken. Dit besluit werd later ingetrokken en er werd een nieuwe last opgelegd om de perceelafscheiding te verwijderen of te verlagen. De rechtbank verklaarde het beroep van [wederpartij] gegrond voor een deel van de percelen, maar het college ging in hoger beroep. De Raad van State oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, omdat er geen bouwvergunning was verleend voor het hekwerk. De Raad van State benadrukte dat handhaving in het algemeen belang is en dat er geen concreet zicht op legalisering bestond. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze het besluit op bezwaar betreffende de last onder dwangsom vernietigde. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en het beroep van [wederpartij] ongegrond.

Uitspraak

200808986/1/H1.
Datum uitspraak: 24 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Bergen (Lb),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 november 2008 in zaak nr. 08/615 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen (hierna: het college) [wederpartij] gelast de bouw van de perceelafscheiding op de percelen kadastraal bekend [gemeente], sectie […], nummers […] en […] te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 1 november 2007 heeft het college het besluit van 1 oktober 2007 ingetrokken en [wederpartij] onder aanzegging van een dwangsom gelast de perceelafscheiding die is geplaatst op de percelen kadastraal bekend [gemeente], sectie […], nummers […], […] en […] en nummer […] te verwijderen en verwijderd te houden of de hoogte van de perceelafscheiding te verlagen en verlaagd te houden tot één meter.
Bij besluit van 17 maart 2008 heeft het college het door [wederpartij] tegen het besluit van 1 november 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 29 april 2008 heeft het college het besluit van 17 maart 2008 gewijzigd in die zin dat de last zich niet langer uitstrekt over het gedeelte van de perceelafscheiding dat zich bevindt op meer dan één meter achter de voorgevelrooilijn van de woning op het perceel kadastraal bekend [gemeente], sectie […], nummer […]. Voorts is de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de datum van bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank.
Bij uitspraak van 13 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] tegen het besluit van 17 maart 2008, gewijzigd bij besluit van 29 april 2008, ingestelde beroep gegrond verklaard, voor zover het betreft de oplegging van een last onder dwangsom ten aanzien van de percelen kadastraal bekend [gemeente], sectie […], nummers […] en […], dit besluit in zoverre vernietigd en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 januari 2009.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juni 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. N.C. Kramer, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. R.T. Kirpestein, rechtsbijstandverlener, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Voor de perceelafscheiding (hierna: het hekwerk) is een bouwvergunning vereist omdat een deel daarvan ligt op minder dan één meter achter de voorgevelrooilijn van de woning op het perceel, kadastraal bekend [gemeente], sectie […], nummer […] en nummer […]. Nu het hekwerk is geplaatst zonder de daarvoor ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet vereiste bouwvergunning, was het college bevoegd handhavend op te treden. Anders dan [wederpartij] heeft betoogd, leidt de omstandigheid, wat daar overigens ook van zij, dat een deel van het hekwerk met toepassing van het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht vernieuwd kan worden, niet tot een ander oordeel. Toepassing van het overgangsrecht verschaft geen bouwvergunning vervangende titel; een bouwvergunning blijft vereist.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat ten aanzien van de percelen nrs. […] en […] niet kan worden gezegd dat geen concreet zicht bestaat op legalisering.
2.3.1. Het betoog slaagt. Het college heeft zich in het besluit op bezwaar met juistheid op het standpunt gesteld dat geen zicht op legalisering bestaat. Daarbij is het college terecht uitgegaan van het hekwerk als geheel en heeft het terecht doorslaggevende betekenis toegekend aan de omstandigheid dat bij besluit van 22 mei 2007 is geweigerd bouwvergunning te verlenen voor het hekwerk, wat betreft de percelen nrs. […], […] en […]. De omstandigheid dat voor delen van het hekwerk een afzonderlijke bouwvergunning zou kunnen worden aangevraagd en mogelijk zou moeten worden verleend, wat daar overigens van zij, betekent niet dat ten aanzien van het hekwerk als zodanig concreet zicht op legalisering bestaat. Bij bouwvergunningverlening voor bedoelde delen van het hekwerk zou immers niet de gehele illegale situatie worden opgeheven.
Het college wenste in 2007 en ten tijde hier in geding geen medewerking te verlenen aan de verlening van vrijstelling, gezien de aard van het gebied. Het gebied maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur van de provincie Limburg en aan het gebied is in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg het grootst mogelijke beschermingsregime toegekend. Anders dan de rechtbank heeft overwogen kon het college zich dan ook in redelijkheid op het standpunt stellen dat een last onder dwangsom kon worden aangezegd.
2.2. Het beroep is gegrond in verband waarmee de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, wordt vernietigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 november 2008 in zaak nr. 08/615, voor zover daarbij het besluit op bezwaar is vernietigd wat betreft de last onder dwangsom betreffende de delen van het hekwerk gelegen op percelen nrs. […] en […];
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2009
163-552.