200805092/1/H1.
Datum uitspraak: 24 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cyberdance B.V., gevestigd respectievelijk te Maarssen en Maastricht, en anderen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 mei 2008 in zaak nr. 07/3644 in het geding tussen:
[appellante], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cyberdance B.V. en anderen.
het college van burgemeester en wethouders van Maarssen.
Bij besluiten van 25 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maarssen (hierna: het college) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cyberdance B.V. (hierna: Cyberdance) en [appellante] onder oplegging van lasten onder dwangsom gelast [unit] op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te (laten) ontruimen en ontruimd te houden van kantoor- en bedrijfsactiviteiten.
Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft het college het door [appellante], Cyberdance en anderen (hierna: [appellante] en Cyberdance) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 13 november 2007 heeft het college de lasten onder dwangsom gehandhaafd en een nieuwe begunstigingstermijn gesteld.
Bij uitspraak van 13 mei 2008, verzonden op 21 mei 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellante] en Cyberdance daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellante] en Cyberdance bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en Cyberdance hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 april 2009, waar [appellante] en Cyberdance, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door C.C. Munneke, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Op het perceel is het bestemmingsplan "Herenweg-Gageldijk e.o." (hierna: het bestemmingsplan) van toepassing, dat op 27 april 1999 door het college van gedeputeerde staten van Utrecht is goedgekeurd. Op het perceel rust de bestemming "Bedrijven-opslagbedrijf B(o)".
De Afdeling heeft met haar uitspraak van 17 mei 2001 in zaak nr. 199900550/1 goedkeuring onthouden aan het bebouwingsvlak voor het perceel. Naar aanleiding van deze uitspraak is het bestemmingsplan onder meer op dit punt herzien in "Herenweg-Gageldijk, partiële herziening 2002" (hierna: de partiële herziening). Hierin is het bebouwingsvlak in overeenstemming met eerder genoemde uitspraak aan de achterzijde van het perceel uitgebreid. De partiële herziening is op 21 september 2004 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Utrecht.
2.2. Ingevolge artikel III.4, lid A I, onder 1, van de planvoorschriften is, voor zover thans van belang, het perceel bestemd voor bedrijfsdoeleinden, met als toegestane functie een opslagbedrijf, met de daarbij behorende gebouwen, dienstwoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ingevolge artikel I.1, aanhef en onder 4j, zoals aangevuld bij de partiële herziening, wordt, voor zover thans van belang, onder opslagbedrijf verstaan een verhuurbedrijf van bedrijfsmatige en particuliere opslagruimte voor goederen met uitzondering van gevaarlijke stoffen anders dan noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van het opslagbedrijf.
Ingevolge artikel III.4, lid B 1, aanhef en onder a 2, mogen op de in lid A bestemde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onderscheiden bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat per bebouwingsvlak één bedrijf mag worden gevestigd.
Ingevolge artikel III.4, lid C II, onder 1, is het verboden bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor doeleinden welke in strijd zijn met de ten dienste van de in deze voorschriften aan de bouwwerken en aan de bijbehorende grond gegeven bestemmingen.
Ingevolge artikel IV.7, lid II, onder 1, mag het op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan bestaande gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat met de in het plan aangewezen bestemming in strijd is, worden voortgezet. Ingevolge het bepaalde onder 2 mag het bestaande gebruik als bedoeld in lid II, onder 1, worden gewijzigd in een ander met het plan strijdig gebruik, mits de afwijking van het plan naar de aard niet wordt vergroot.
2.3. Het betoog van [appellante] en Cyberdance dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij in strijd met het bestemmingsplan [unit] (laten) gebruiken voor kantoor- en bedrijfsactiviteiten, faalt.
Uit de gedingstukken is gebleken dat [unit] wordt gebruikt als opslagruimte voor de opslag van professionele geluids- en lichtapparatuur, welke apparatuur wordt verhuurd aan derden. Uit de zich in het dossier bevindende foto's blijkt dat [unit] voor een deel tevens is ingericht als kantoor. In de unit zijn meerdere werkplekken, voorzien van beeldschermen, in een van de opslag afgescheiden ruimte aanwezig. Niet aannemelijk is geworden dat de kantooractiviteiten zich beperken tot een eenvoudige magazijnadministratie. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat, gezien voormelde omstandigheden, Cyberdance [unit] niet slechts als opslagruimte gebruikt, maar ook als kantoor. Dat Cyberdance statutair is gevestigd in Maastricht en ook daar een kantoor heeft, leidt niet tot een ander oordeel.
2.4. [appellante] en Cyberdance betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het gebruik dat Cyberdance van [unit] maakt wordt beschermd door het in het bestemmingsplan opgenomen overgangsrecht, omdat volgens hen sprake is van voortzetting van het op de peildatum bestaande, met het bestemmingsplan strijdige, gebruik. Voorts stellen zij dat het college reeds lange tijd op de hoogte was van het feitelijk gebruik van het perceel, zodat het college dit gebruik tijdig had kunnen wraken.
2.4.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van heden in zaak nr.
200804968/1 en 200808998/1geldt als peildatum voor het overgangsrecht de datum van het van kracht worden van het bestemmingsplan, te weten 8 juni 1999. Volgens de door [appellante] ingezonden nadere stukken is [unit] door [appellante] in 1998 opgericht en is ter zitting door [appellante] en Cyberdance onweersproken gesteld dat [bedrijf] [unit] heeft gehuurd vanaf 15 november 1998, derhalve vóór de peildatum van 8 juni 1999, tot 2001. [bedrijf] had blijkens het verhandelde ter zitting ten tijde van de peildatum de unit in gebruik voor de opslag van vloerbedenking, marmoleum, gordijnen en aanverwante artikelen, als showruimte en voor kantooractiviteiten. Vast staat en niet in geschil is dat dit gebruik in strijd was met het bestemmingsplan. Ter zitting is voorts gebleken dat [appellante] vanaf 2001 de unit achtereenvolgens heeft verhuurd aan verschillende bedrijven, waaronder een trappenfabrikant en een verhuurbedrijf voor feestartikelen, waaronder partytenten, ten behoeve van de opslag. Partijen hebben ter zitting verklaard dat de unit ook door deze bedrijven werd gebruikt voor kantooractiviteiten. Op 15 september 2005 heeft Cyberdance de unit betrokken.
2.4.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 25 maart 2009 in zaak nr.
200803773/1) strekt een overgangsbepaling als de onderhavige niet zover dat zij mede kan worden ingeroepen in een geval waarin het bevoegde bestuursorgaan onder vigeur van de vroegere regeling het in geding zijnde gebruik heeft gewraakt en rechtens kon wraken, en het gebruik desondanks is voortgezet. Voor wraking is voldoende dat betrokkene namens burgemeester en wethouders op ondubbelzinnige wijze te kennen is gegeven dat sprake is van illegaal gebruik. Bovendien moet aan betrokkene duidelijk zijn gemaakt dat in voortgezette overtreding van dit illegale gebruik niet zal worden berust.
Anders dan het college betoogt kan de tussen hem en [gemachtigde], eigenaar van het perceel en van [appellante], op 4 augustus 1997 gesloten garantieovereenkomst niet worden beschouwd als een middel tot wraking van het met de toen geldende planvoorschriften strijdige gebruik van het perceel. In de overeenkomst is slechts opgenomen dat [gemachtigde] zich verplicht de bedrijfsgebouwen te gebruiken voor de opslag van goederen conform de voorschriften in het (ontwerp) bestemmingsplan "Herenweg-Gageldijk e.o". Uit de overeenkomst blijkt niet welk gebruik ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in strijd was met het toen geldende bestemmingsplan noch kan daaruit worden afgeleid of in voortgezette overtreding van het verbod al dan niet zal worden berust. De overeenkomst refereert slechts aan de beëindiging van het pluimveebedrijf en van de stallingsactiviteiten van caravans en auto's, terwijl het besluit van 23 oktober 2007 niet op een dergelijk gebruik ziet. Na het sluiten van de garantieovereenkomst is geen aanschrijving gevolgd noch is [appellante] en Cyberdance op een andere wijze duidelijk gemaakt dat in voortgezette overtreding niet zal worden berust. Bovendien was ten tijde van het sluiten van de garantieovereenkomst [unit] niet opgericht. Mede gezien het tijdsverloop tussen het in gebruik nemen van [unit] door [bedrijf] en de peildatum van 8 juni 1999, valt niet in te zien waarom het college vlak voor de peildatum niet nogmaals het gebruik op het perceel heeft gecontroleerd, te minder nu het college blijkens de gedingstukken wel van enig met het bestemmingsplan strijdig gebruik van het perceel op de hoogte was. Ook overigens bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college niet in staat was het door [bedrijf] met het toen ter plaatse geldende bestemmingsplan strijdige gebruik te wraken.
2.4.3. Nu het gebruik van [unit] vóór de peildatum niet is gewraakt, dient te worden beoordeeld of sprake is van voortzetting van het op de peildatum, met het bestemmingsplan strijdige, bestaande gebruik dan wel van een wijziging in een ander met het bestemmingsplan strijdig gebruik, mits de afwijking van het plan naar de aard niet wordt vergroot. Gezien de in overweging 2.4.1 geschetste activiteiten in [unit] en nu het college ter zitting heeft erkend dat de aard van de werkzaamheden in [unit] vanaf 1998 hetzelfde is gebleven, is op het door Cyberdance van deze unit gemaakte gebruik, anders dan de rechtbank heeft overwogen, het in artikel IV.7, lid II, van de planvoorschriften opgenomen overgangsrecht van toepassing, zodat het college niet bevoegd is handhavend op te treden tegen het (laten) gebruiken van [unit] voor kantoor- en bedrijfsactiviteiten.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Gelet hierop zal de Afdeling het beroep van [appellante] en Cyberdance tegen het besluit van het college van 23 oktober 2007 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het college zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 mei 2008 in zaak nr. 07/3644;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maarssen van 23 oktober 2007, kenmerk 3837;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Maarssen tot vergoeding van bij [appellante], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cyberdance B.V. en anderen in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.664,17 (zegge: eenduizend zeshonderdvierenzestig euro en 17 cent), waarvan een gedeelte groot € 1.288,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Maarssen aan [appellante], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cyberdance B.V. en anderen onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VI. gelast dat de gemeente Maarssen aan [appellante], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cyberdance B.V. en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 718,00 (zegge: zevenhonderdachttien euro) voor de behandeling van het beroep en hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Montagne
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2009