ECLI:NL:RVS:2009:BI9677

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903226/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • N.T. Zijlstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan gemeente Veldhoven

Op 17 februari 2009 heeft de raad van de gemeente Veldhoven het bestemmingsplan "De Run 2164, Bouw Educatie Groep" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker op 6 mei 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 7 mei 2009 heeft de verzoeker de voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 2 juni 2009 ter zitting behandeld, waarbij de raad vertegenwoordigd was door R.J. Smits en de Bouw Educatie Groep vertegenwoordigd was door een directeur en mr. B. Baan, advocaat te Etten-Leur.

De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. De verzoeker vreest dat de realisering van het bestemmingsplan zal leiden tot aantasting van zijn privacy, uitzicht en zonlichtinval, aangezien het plan de bouw van een technologiecentrum mogelijk maakt met een hoogte van 27 meter, die kan worden verhoogd tot 40 meter. De voorzitter heeft vastgesteld dat de woning van de verzoeker zich op ongeveer 80 meter afstand van de geplande bebouwing bevindt, gescheiden door drie rijbanen, een groene afscherming en water. Hierdoor acht de voorzitter het onwaarschijnlijk dat de voorgenomen bebouwing ernstige overlast zal veroorzaken.

De voorzitter heeft ook overwogen dat de verkeersbewegingen die door het technologiecentrum zullen ontstaan, zijn berekend op basis van een worst-casebenadering, wat betekent dat de werkelijke impact waarschijnlijk lager zal zijn. Bovendien is er geen bewijs geleverd dat de realisering van het technologiecentrum zal leiden tot een waardedaling van woningen in de omgeving. Gezien deze overwegingen heeft de voorzitter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200903226/2/R3.
Datum uitspraak: 19 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Veldhoven,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2009 heeft de raad van de gemeente Veldhoven (hierna: de raad) het bestemmingsplan "De Run 2164, Bouw Educatie Groep" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 mei 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 juni 2009, waar de raad, vertegenwoordigd door R.J. Smits, ambtenaar bij de gemeente, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de Bouw Educatie Groep, vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door mr. B. Baan, advocaat te Etten-Leur.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de verplaatsing van het technologiecentrum voor Bouw en Infra (hierna: het technologiecentrum) van de locatie De Run no. 6630 naar De Run no. 2164, langs de Kempenbaan in Veldhoven.
2.3. [verzoeker], wiens woning is gelegen aan de overzijde van de Kempenbaan en waarvan de voorzijde naar het technologiecentrum is gericht, heeft de voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, onder meer omdat hij vreest dat de realisering van het plan zal leiden tot aantasting van zijn privacy, uitzicht en zonlichtinval. Hij voert daartoe aan dat het plan een gebouw mogelijk maakt met een hoogte van 27 meter, welke met gebruikmaking van een in artikel 3.5.1. van de planregels neergelegde wijzigingsbevoegdheid kan worden verhoogd met nog 13 meter, en dat ingevolge de in artikel 3.4.6, onder e, (lees: 3.4.8, onder e) van de planregels vermelde ontheffingsbevoegdheid de bouw van vrijstaande antennes van 40 meter is toegestaan.
[verzoeker] vreest van de aanwezigheid van het technologiecentrum voorts geluid-, stank-, en stofhinder van af- en aanrijdende en parkerende auto's en stelt ten slotte dat aan de haalbaarheid van het plan moet worden getwijfeld wegens de ten gevolge daarvan te verwachten planschadeclaims.
2.4. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting zijn de desbetreffende percelen bouwrijp gemaakt en wordt de bouw van het centrum op korte termijn voorzien. Derhalve acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig.
2.5. Voor zover [verzoeker] bevreesd is voor aantasting van zijn privacy, uitzicht en zonlichtinval, overweegt de voorzitter dat diens woning zich in een stedelijke omgeving bevindt en in de nabijheid van een groot aantal bedrijfsgebouwen. De woning is voorts gelegen op ongeveer 80 meter afstand van de te ontwikkelen bebouwing en is daarvan bovendien gescheiden door de drie rijbanen van de Kempenbaan, een groene afscherming en water. Gelet op deze ligging acht de voorzitter niet aannemelijk dat de voorgenomen bebouwing een ernstige aantasting van de privacy, uitzicht en zonlichtinval ter plaatse van de woning van [verzoeker] ten gevolge zal hebben. Mede gezien de ligging van de woning acht de voorzitter evenmin aannemelijk dat zich aldaar ernstige overlast van de door het technologiecentrum te genereren verkeers- en parkeerbewegingen zal voordoen. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat bij de berekening van de toename van de verkeersbewegingen die door de raad aan de vaststelling van het plan ten grondslag is gelegd, is uitgegaan van een zogenoemde worst-casebenadering, zodat deze in werkelijkheid lager zal uitkomen.
De voorzitter acht ten slotte niet aannemelijk gemaakt dat zich als gevolg van de realisering van het technologiecentrum een zodanige waardedaling van woningen in de omgeving zal voordoen dat de financiële haalbaarheid van het plan daardoor onder druk zal komen te staan.
2.6. Gezien het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2009
240.