ECLI:NL:RVS:2009:BI9658

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807038/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor kozijnwijziging in Nieuwegein en de rol van de welstandscommissie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de verlening van een lichte bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein voor het vervangen van een garagedeur door een kozijn. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld, maar de appellant was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.

De Raad van State oordeelt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte de bouwvergunning heeft verleend, omdat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De welstandsnota van de gemeente Nieuwegein vereist dat wijzigingen aan de gevel, die naar de weg gekeerd zijn, altijd aan de welstandscommissie moeten worden voorgelegd. Het college had dit niet gedaan en had de vergunning op basis van de sneltoetscriteria verleend, wat in strijd is met de welstandsnota.

De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de appellant gegrond. Het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein wordt vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit blijven in stand. De Raad van State oordeelt dat de appellant recht heeft op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De gemeente Nieuwegein wordt veroordeeld tot betaling van deze kosten aan de appellant.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de welstandscommissie in het proces van vergunningverlening en de noodzaak voor het college om de welstandscriteria in acht te nemen bij het verlenen van bouwvergunningen.

Uitspraak

200807038/1/H1.
Datum uitspraak: 24 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 30 juli 2008 in zaak nr. 08/271 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een lichte bouwvergunning verleend voor het vervangen van de garagedeur door een kozijn op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 11 december 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 juli 2008, verzonden op 6 augustus 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 september 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 15 oktober 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. M.M. de Jonge, en het college, vertegenwoordigd door H. Koekoek, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door ing. H. Snellen, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte bouwvergunning heeft verleend, omdat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Hij voert hiertoe aan dat de bouwaanvraag niet voldoet aan de sneltoetscriteria zoals vermeld in de Welstandsnota gemeente Nieuwegein (hierna: de welstandsnota), zodat het besluit op bezwaar ten onrechte niet is voorzien van een advies van de welstandscommissie.
2.1.1. Het perceel is gelegen in het gebied dat in de welstandsnota wordt aangeduid als "Batau Noord". Volgens de welstandsnota gelden voor dit gebied bij een aanvraag om een lichte bouwvergunning voor kozijn- en gevelwijzigingen de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7.
In hoofdstuk 7.6 van de welstandsnota is vermeld dat een kozijn- of gevelwijziging niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, indien aan de daar vermelde sneltoetscriteria wordt voldaan. Deze sneltoetscriteria houden onder meer in dat de oorspronkelijke maatvoering van kozijn en ramen behouden worden, de diepte van de negge gelijk is aan de bestaande situatie, de samenhang en ritmiek van de straatwand niet worden verstoord en materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig de reeds aanwezige materialen en kleuren van het hoofdgebouw zijn. Voorts is vermeld dat als de wijziging niet aan de sneltoetscriteria voldoet of er sprake is van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria, de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie kan worden voorgelegd. Wijzigingen aan de voorgevel of zijgevel, als deze gekeerd is naar de weg of openbaar groen, zijn altijd van grote invloed op het straatbeeld en dergelijke kozijn- of gevelwijzigingen zullen dan ook altijd aan de welstandscommissie worden voorgelegd, aldus hoofdstuk 7.6 van de welstandsnota.
2.1.2. In dit geval is de gevel waarin het bouwplan is voorzien, naar de weg gekeerd. Uit de hiervoor weergegeven passage in de welstandsnota volgt dat een wijziging in een naar de weg gekeerde gevelopening aan de welstandscommissie moet worden voorgelegd. Het standpunt van het college dat het bouwplan niet ziet op een wijziging in de gevel, omdat een reeds bestaande gevelopening wordt opgevuld waarbij de oorspronkelijke maatvoering wordt aangehouden, kan niet worden gevolgd. De indeling van het kozijn is immers van belang voor de compositie van de gevel en derhalve van grote invloed op het straatbeeld. Het college heeft dan ook in strijd met de welstandsnota slechts op basis van de sneltoetscriteria en zonder advies van de welstandscommissie het bouwplan in overeenstemming met redelijke eisen van welstand geacht. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.2. [appellant] voert voorts aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de welstandscommissie in de beroepsfase ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet. Hij wijst in dit verband op het door hem overgelegde welstandsadvies van ir. H. Dekker van 14 oktober 2008, waarin wordt geconcludeerd dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
2.2.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand, omdat de bestaande gevelindeling en de ritmiek van de straatwand niet worden verstoord. Voorts sluit het materiaal- en kleurgebruik volgens het college aan bij de overige gevelopeningen. De negge is weliswaar gewijzigd, maar dit is volgens het college logisch, omdat het aansluitprincipe van een garagedeur anders is dan van een kozijnpui. In dit geval is de nieuwe neggemaat echter in voldoende mate afgestemd op de overige bestaande gevelopeningen in de voorgevel van de woning, aldus het college. In het positieve advies van de welstandscommissie van 14 februari 2008 wordt de juistheid van het standpunt van het college dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand, bevestigd.
In het door [appellant] overgelegde welstandsadvies van 14 oktober 2008 wordt gewezen op de aantasting van het gevelbeeld door de rolluikkast, de afwijkende negge, de aantasting van het gevelbeeld door een afwijking in een rij van tien overigens identieke woningen en de vrees voor navolging van dit precedent, waarbij het straatbeeld ernstig verstoord raakt.
2.2.2. Anders dan het college stelt heeft [appellant] voor het eerst in hoger beroep met een deskundigenadvies inzake welstand kunnen komen, reeds omdat het college eerst in verweer bij de rechtbank het welstandsadvies heeft overgelegd.
In het advies van 14 oktober 2008 wordt echter geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich, onder verwijzing naar het welstandsadvies van14 februari 2008, ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het advies van 14 oktober 2008 ten onrechte grote betekenis toekent aan het rolluik, nu ingevolge artikel 3, derde lid, aanhef en onder e, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken voor een rolluik bij een woning geen bouwvergunning is vereist, zodat voor het aanbrengen van een rolluik geen welstandstoets nodig is. Voorts wordt in dat advies slechts gewezen op de omstandigheid dat de negge afwijkt, terwijl het college zich daarvan rekenschap heeft gegeven en heeft onderbouwd waarom deze afwijking in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand, welke onderbouwing is bevestigd door het advies van de welstandscommissie. Ten slotte wordt de in het advies van 14 oktober 2008 geuite vrees dat het gevelbeeld in de straat door vervanging van de garagedeur wordt verstoord, gerelativeerd door de door [vergunninghouder] overgelegde foto's. Uit deze foto's valt af te leiden dat reeds bij drie andere woningen in de straat de garagedeur is vervangen door onderling verschillende kozijnen en dit ook bij verschillende vergelijkbare woningen in de directe omgeving is gebeurd, waardoor een gevarieerd straatbeeld is ontstaan.
2.3. Gelet op hetgeen onder 2.1.2 is overwogen is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 11 december 2007 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. Gelet op hetgeen onder 2.2.2 is overwogen zal de Afdeling evenwel bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 30 juli 2008 in zaak nr. 08/271;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein van 11 december 2007, kenmerk 2007/13689;
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Nieuwegein aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VII. gelast dat de gemeente Nieuwegein aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 359,00 (zegge: driehonderdnegenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J.H. van Kreveld en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2009
488.