200808413/1/H1.
Datum uitspraak: 17 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 13 oktober 2008
in zaak nr. 08/720 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Nijefurd.
Bij brief van 16 februari 2007 heeft [appellant] het college van burgemeester van Nijefurd (hierna: het college) verzocht handhavend op te treden tegen het gebruik als paardenbak van een deel van het tegenover hun woning aan de [locatie] gelegen perceel (hierna: het perceel) van [belanghebbenden].
Bij besluit van 30 juli 2007 heeft het college geweigerd om handhavend op te treden tegen het gebruik van een deel van het perceel als paardenbak.
Bij besluit van 20 februari 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 oktober 2008, verzonden op 16 oktober 2008, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 februari 2008 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 26 december 2008 hebben [belanghebbenden] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2009, waar [appellant], in persoon, en vergezeld van zijn [echtgenote], mr. E. Wiarda, advocaat te Oranjewoud, en I. de Waal, schrijftolk, en het college, vertegenwoordigd door E. Kuik, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Hemelum" heeft het perceel de bestemming "Cultuurgrond".
Niet in geschil is dat het gebruik van een deel van het perceel als paardenbak in strijd is met die bestemming.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat concreet uitzicht op legalisatie van het gebruik van de paardenbak op het perceel bestaat. In het ontwerpbestemmingsplan "Correctieve en partiële herziening van het bestemmingsplan Hemelum" wordt het gebruik van een paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik op het perceel toegestaan. Het ontwerpplan is met ingang van 8 augustus 2008 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Voorts heeft de provincie Friesland geen relevante opmerkingen over het ontwerpplan gemaakt. Verder heeft de rechtbank bij haar oordeel terecht in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat er vanuit de gemeenteraad bezwaren tegen het ontwerpplan bestonden en dat er ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die aanleiding geven voor de verwachting dat het plan geen rechtskracht zal verkrijgen. Evenzeer terecht heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken dat, naast de zienswijze van [appellant], tot op de datum van de zitting - 9 september 2008 - geen andere zienswijzen waren ingediend. Ter zitting heeft het college verklaard dat ook nadien geen zienswijzen zijn ontvangen en dat intussen de gemeenteraad op 24 maart 2009 de herziening van het bestemmingsplan heeft vastgesteld.
Hetgeen [appellant] in dit verband verder nog heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2009