ECLI:NL:RVS:2009:BI7223

Raad van State

Datum uitspraak
10 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806781/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar door college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 25 juli 2008 geoordeeld dat het college het bezwaar van [wederpartij] tegen twee besluiten van 25 mei 2007 ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Deze besluiten betroffen de verlening van vrijstellingen en bouwvergunningen voor het gebruik van grond met de bestemming 'Openbaar groen' als siertuin en de herplaatsing van een erfafscheiding op twee percelen in Haarlemmermeer.

Het college stelde dat [wederpartij] geen belanghebbende was in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de afstand van zijn woning tot de percelen 95 meter was en er twee rijen eengezinswoningen tussen lagen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 juni 2009 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat [wederpartij] een rechtstreeks betrokken belang had bij de besluiten van het college. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van het college gegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van 'belanghebbende' in de Awb en de voorwaarden waaronder iemand als zodanig kan worden aangemerkt. De Afdeling concludeerde dat de bouwplannen geen directe invloed hadden op de woon- en leefomgeving van [wederpartij], waardoor hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. De beslissing van de rechtbank om het bezwaar van [wederpartij] ontvankelijk te verklaren werd daarmee onterecht geacht.

Uitspraak

200806781/1/H1.
Datum uitspraak: 10 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 25 juli 2008 in zaak nr. 08/2569 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
1. Procesverloop
Bij twee afzonderlijke besluiten van 25 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college), voor zover thans van belang, [belanghebbende A] vrijstelling verleend voor het gebruik van de grond met de bestemming "Openbaar groen" als siertuin en vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de herplaatsing van een erfafscheiding op het perceel [locatie 1] te [plaats].
Bij twee afzonderlijke besluiten van 25 mei 2007 heeft het college, voor zover thans van belang, [belanghebbende B] vrijstelling verleend voor het gebruik van de grond met de bestemming "Openbaar groen" als siertuin en vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de plaatsing van een erfafscheiding en een berging op het perceel [locatie 2] te [plaats].
Bij besluit van 25 januari 2008 heeft het college het door [wederpartij] tegen die besluiten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 25 juli 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 25 januari 2008 vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 september 2008.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2009, waar het college, vertegenwoordigd door C.J. Dam en F. van der Heijden, ambtenaren in dienst van de gemeente, en [wederpartij], in persoon, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college het bezwaar van [wederpartij] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert het college aan dat [wederpartij] geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is bij de besluiten van 25 mei 2007.
2.1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.2. De bouwplannen waarvoor bij besluiten van 25 mei 2007 vrijstelling en bouwvergunning zijn verleend, hebben betrekking op de bouw van twee schuttingen van elk 2 m hoog rond de achtertuinen van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] (hierna: de percelen), waarbij aan beide achtertuinen een strook openbaar groen wordt toegevoegd. Daarnaast is op het perceel [locatie 2] een berging voorzien. Niet in geschil is dat de afstand van de woning van [wederpartij] tot aan de percelen hemelsbreed 95 m bedraagt. Tussen de percelen en de woning van [wederpartij] bevinden zich twee rijen eengezinswoningen, zodat [wederpartij] vanuit haar woning geen zicht heeft op de percelen. Onder deze omstandigheden en de beperkte ruimtelijke uitstraling van de bouwplannen in aanmerking genomen, heeft [wederpartij] geen belang als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid van de Awb dat rechtstreeks is betrokken bij de besluiten van 25 mei 2007.
Dat [wederpartij], naar zij stelt, als recreante gebruik maakt van het naast de percelen gelegen buurt-/wijkparkje met een belangrijke functie in de hoofdgroenstructuur van de wijk en dat de door haar bestreden besluiten direct invloed uitoefenen op haar directe woon- en leefomgeving, leidt niet tot het oordeel dat zij een rechtstreeks betrokken belang heeft als hiervoor bedoeld.
De rechtbank heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat het college het bezwaar van [wederpartij] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 25 juli 2008 in zaak nr. 08/2569.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2009
270-543.