ECLI:NL:RVS:2009:BI6090

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808558/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • E.J.A. Idema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhaving verzoek camping Le Parage door college van burgemeester en wethouders van Noordwijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 oktober 2008, waarin het beroep tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk ongegrond werd verklaard. Het verzoek van [appellant] betrof handhaving tegen camping 'Le Parage', gelegen aan de Langervelderlaan 43 te Noordwijk. Het college had op 7 november 2007 besloten om niet handhavend op te treden tegen de camping, wat leidde tot het indienen van bezwaar door [appellant]. Dit bezwaar werd door het college doorgezonden naar de rechtbank ter behandeling als beroepschrift.

De rechtbank oordeelde in haar uitspraak dat het beroep ongegrond was, waarna [appellant] hoger beroep instelde bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 27 april 2009 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] en zijn echtgenote aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de Wet op de openluchtrecreatie, waarop de handhaving was gebaseerd, per 1 januari 2008 was vervallen. Hierdoor was het college niet langer bevoegd om de aan de kampeervergunning verbonden voorschriften te handhaven.

Aangezien [appellant] geen belang meer had bij de beoordeling van zijn hoger beroep, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 3 juni 2009.

Uitspraak

200808558/1/H3.
Datum uitspraak: 3 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 oktober 2008 in zaak nr. 07/9294 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk (hierna: het college) het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen camping "Le Parage", gelegen aan de Langervelderlaan 43 te Noordwijk (hierna: de camping), afgewezen.
Bij brief van 6 december 2007 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar overeenkomstig diens verzoek met toepassing van artikel 7:1a, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) ter behandeling als beroepschrift.
Bij uitspraak van 10 oktober 2008, verzonden op 17 oktober 2008, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft bij brief van 10 april 2009 nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2009, waar [appellant], in persoon en vergezeld door zijn echtgenote, en het college, vertegenwoordigd door mr. K. Hobeijn, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt. Bij besluit van 18 maart 2003 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Maatschappij tot exploitatie van bungalows en recreatieoorden Mijbupark BV" vergunning onder voorschriften verleend als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de openluchtrecreatie (hierna: de Wor) voor het houden van de camping. Bij het besluit van 7 november 2007 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhaving van de aan deze kampeervergunning verbonden voorschriften afgewezen. Hetgeen [appellant] in zijn hoger beroepschrift heeft aangevoerd tegen de aangevallen uitspraak heeft slechts betrekking op de handhaving van de voorschriften. De Wor is per 1 januari 2008 vervallen (Wet van 12 mei 2005 tot wijziging van de Wet op de openluchtrecreatie (gefaseerde intrekking van de wet), Stb. 2005, 308) zodat het college niet meer bevoegd is om de aan de kampeervergunning verbonden voorschriften te handhaven. Nu hetgeen [appellant] met zijn hoger beroep beoogt te bereiken niet meer kan worden bereikt, en hij voorts desgevraagd te kennen heeft gegeven geen schade te hebben geleden als gevolg van de in geding zijnde weigering van het college om handhavend op te treden, is de Afdeling van oordeel dat [appellant] geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak.
2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.A. Idema, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Idema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009
512.