ECLI:NL:RVS:2009:BI4994
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.J. Hoekstra
- M. Vogel-Carprieaux
- T.A. Oudenaarden
- Rechtspraak.nl
Schorsing van vergunning voor mosselvisserij in de Waddenzee
In deze zaak heeft de Raad van State op 18 mei 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de vergunning voor het vissen en uitzetten van mosselen in de Waddenzee. De verleende vergunning, die op 12 mei 2009 in werking is getreden en geldig is tot 12 juni 2009, staat het vangen van 15,9 Mkg mosselen toe. De stichting De Faunabescherming heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij van mening is dat de bevissing schadelijk zal zijn voor de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Waddenzee. De stichting vreest dat de bevissing de aanwezige kwalificerende waarden van het gebied zal aantasten en heeft daarom verzocht om schorsing van de vergunning.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn uitspraak overwogen dat het niet schorsen van de vergunning zou leiden tot onomkeerbare gevolgen, terwijl schorsing zou betekenen dat de vergunningperiode zou verstrijken, waardoor de vergunde bevissing niet meer mogelijk zou zijn. De voorzitter heeft geconcludeerd dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de passende beoordeling voldoende zekerheid biedt dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. De Faunabescherming heeft echter betoogd dat de beoordeling gebreken vertoont, wat nader onderzoek vereist, maar niet binnen de voorlopige-voorzieningsprocedure kan worden beoordeeld.
Uiteindelijk heeft de voorzitter de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de Faunabescherming en het griffierecht. De uitspraak leidt tot een beperking van de voorjaarsvisserij tot maximaal 12,0 Mkg aan mosselen in het aangewezen visgebied in de westelijke Waddenzee, wat een significante wijziging van de oorspronkelijke vergunning inhoudt.