200807267/1/H3.
Datum uitspraak: 20 mei 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 september 2008 in zaak nr. 07/1486 in het geding tussen:
de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland.
Bij besluit van 1 maart 2007 heeft de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland (hierna: de korpsbeheerder) de door [appellante] gevraagde bescheiden, voor zover het korps hierover beschikt, openbaargemaakt, en is het verzoek om toekenning van een vergoeding van de kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand afgewezen.
Bij uitspraak van 19 september 2008, verzonden op 23 september 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 september 2008, hoger beroep ingesteld.
De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 april 2009, waar de korpsbeheerder, vertegenwoordigd door mr. Y. Kuijt, werkzaam bij de politieregio, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 2:13, eerste lid, kan in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch worden verzonden, mits de bepalingen van afdeling 2.3 in acht worden genomen.
Ingevolge artikel 2:15, eerste lid, dat deel uitmaakt van afdeling 2.3, kan een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, voor zover thans van belang, worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2.2. Bij faxbericht van 28 november 2006 verzoekt [appellante] om de gegevens met betrekking tot de beschikking met nummer 19099664961. In de 'betreft'-regel van dit faxbericht staat vermeld "verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur". Het faxbericht is gericht aan de politieregio Amsterdam-Amstelland (hierna: de politieregio) en is verzonden naar het faxnummer 020-559 5554. Bij faxbericht van 13 december 2006 is de politieregio nogmaals verzocht om voormelde gegevens.
Bij brief van 27 december 2006 heeft de teamleider Regionale Incasso, Controle en Opsporing aan [appellante] medegedeeld dat de gevraagde foto niet kan worden verstrekt, omdat de betreffende verkeersovertreding niet door middel van een foto is vastgelegd. Bij deze brief is tevens het door [appellante] per fax ingediende informatieverzoek in de zin van de Wob (hierna: Wob-verzoek) teruggezonden. Tegen deze brief maakt [appellante], wederom per fax, bezwaar. In dit bezwaarschrift wordt de politieregio verzocht om de overige gevraagde bescheiden en om een vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten voor rechtsbijstand.
Bij brief van 15 februari 2007 deelt de korpsbeheerder [appellante] mee dat het faxnummer uitsluitend bedoeld is voor het opvragen van foto's. [appellante] stuurt het bezwaarschrift hierop op 19 februari 2007 naar het algemene postadres van de politieregio. Bij besluit van 1 maart 2007 heeft de korpsbeheerder deze brief als Wob-verzoek aangemerkt, de gevraagde bescheiden, voor zover in het bezit van de politieregio, openbaargemaakt en de gevraagde kostenvergoeding afgewezen.
2.3. Het geschil beperkt zich tot de vraag of de korpsbeheerder het verzoek van [appellante] om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten voor rechtsbijstand terecht heeft afgewezen.
De rechtbank heeft overwogen dat het blijkens de website van de politieregio niet mogelijk was om per fax een Wob-verzoek in te dienen. De korpsbeheerder heeft derhalve niet kenbaar gemaakt dat de elektronische weg is geopend voor het indienen van aanvragen, conform het bepaalde in artikel 2:15 van de Awb. De rechtbank is daarom van oordeel dat de korpsbeheerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] eerst op 19 februari 2007 een Wob-verzoek heeft ingediend. De antwoordbrief van de korpsbeheerder van 1 maart 2007 dient dan ook als het primaire besluit te worden gezien. Nu niet gebleken is van herroeping van een bestreden besluit in de zin van artikel 7:15 van de Awb, heeft de korpsbeheerder het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten voor rechtsbijstand terecht afgewezen, aldus de rechtbank.
2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de korpsbeheerder de elektronische weg, als bedoeld in artikel 2:15 van de Awb, niet heeft opengesteld voor Wob-verzoeken. Volgens [appellante] is de elektronische weg geopend door het faxnummer telefonisch aan haar bekend te maken. Bovendien is de fax in behandeling genomen en schriftelijk beantwoord bij brief van 27 december 2006. Tevens blijkt uit de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2008 in zaak nr. AWB 07/2265 dat de korpsbeheerder niet consequent is in zijn oordeel over het indienen van Wob-verzoeken en bezwaarschriften per fax, aldus [appellante].
2.4.1. Voorop staat dat verzending per fax blijkens de memorie van toelichting bij de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Kamerstukken II 2001/02, 28 483, nr. 3, blz. 7) een vorm van elektronisch verkeer is, waarop afdeling 2.3 van de Awb van toepassing is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 december 2008 in zaak nr.
200801696/1), kan blijkens voornoemde memorie van toelichting een bestuursorgaan voor zover het dat wenselijk acht de elektronische weg openen voor een of meer categorieën van berichten, opdat het zijn organisatie en werkprocessen vooraf afdoende gereed kan maken voor het afhandelen van elektronisch ingediende berichten van de desbetreffende categorie. Daarbij is differentiatie mogelijk. Hieruit volgt dat een bericht slechts langs elektronische weg bij een bestuursorgaan kan worden ingediend indien voldoende duidelijk is dat deze weg voor de desbetreffende berichtencategorie is opengesteld (Kamerstukken II 2001/02, 28 483, nr. 3, blz. 12 en 13). Het telefonisch verstrekken van een faxnummer door een medewerker van de afdeling die speciaal ziet op de administratieve afhandeling van opgevraagde foto's, is daartoe niet voldoende. Voorts kan uit het feit dat bij het op de website van de politieregio geplaatste formulier voor het opvragen van foto's een faxnummer is vermeld, gelet op het specifieke karakter van het formulier, niet worden afgeleid dat dit faxnummer behalve voor het opvragen van foto's ook voor het indienen van verzoeken als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wob is bestemd. Het gegeven dat op de door [appellante] ingediende fax is gereageerd bij brief van 27 december 2006 doet hier niet aan af, nu aannemelijk is dat deze brief uitsluitend een reactie op de gevraagde foto betreft. De stelling van [appellante] dat uit de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2008 in zaak no. AWB 07/2265 WOB blijkt dat de korpsbeheerder in die zaak wel een elektronisch ingediend Wob-verzoek in behandeling heeft genomen, berust op een verkeerde lezing van die uitspraak en mist derhalve feitelijke grondslag.
Gelet op het voorgaande kan de stelling van [appellante] dat de brief van 27 december 2006 een besluit op het per fax gedane Wob-verzoek is, geen stand houden. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat eerst op 19 februari 2007 een Wob-verzoek is gedaan. Het besluit van 1 maart 2007 dat op dit verzoek is genomen, dient als het primaire besluit te worden aangemerkt. Het betoog faalt derhalve.
2.5. Nu het besluit van 1 maart 2007 naar de vorm noch naar de inhoud als een besluit op bezwaar kan worden aangemerkt, waartegen op de voet van het bepaalde in artikel 7:1, tweede lid, van de Awb beroep kon worden ingesteld, had de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren en het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15, tweede lid, van de Awb, als (nader) bezwaarschrift naar de korpsbeheerder moeten doorzenden. Nu de rechtbank dit heeft nagelaten, dient de Afdeling in beginsel het bij de rechtbank ingediende beroepschrift ter behandeling als bezwaarschrift alsnog door te zenden aan de korpsbeheerder.
De Afdeling stelt evenwel vast dat [appellante] geen belang meer heeft bij een beslissing op haar bezwaar, omdat dit nimmer kan leiden tot het door haar beoogde doel. Haar bezwaar betreft immers uitsluitend het niet verkrijgen van een vergoeding voor de gemaakte kosten voor rechtsbijstand in bezwaar. De ongegrondheid daarvan staat vast, omdat geen sprake is van herroeping van een bestreden besluit wegens aan het bestuur te wijten onrechtmatigheid in de zin van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. De Afdeling is daarom van oordeel dat er in dit geval van kan worden afgezien het beroepschrift van [appellante] alsnog op de voet van artikel 6:15, tweede lid, van de Awb naar de korpsbeheerder te zenden.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 1 maart 2007 van de korpsbeheerder alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.7. Redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan [appellante] wordt terugbetaald.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 september 2008 in zaak nr. 07/1486;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdzestien euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2009