ECLI:NL:RVS:2009:BI4568

Raad van State

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805199/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan De Aker IV door college van gedeputeerde staten van Noord-Holland

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "De Aker IV" door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. Het college heeft op 24 juni 2008 besloten om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan dat door de deelraad van het stadsdeel Osdorp van de gemeente Amsterdam was vastgesteld op 18 december 2007. Tegen dit besluit hebben twee appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld op 26 maart 2009, waarbij de appellanten en het college vertegenwoordigd waren. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak van 20 mei 2009 geoordeeld dat het beroep van de eerste appellant niet-ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen de goedkeuring van een specifiek plandeel, terwijl het beroep van de eerste appellant voor het overige en het beroep van de tweede appellant geheel ongegrond is verklaard. De Afdeling heeft overwogen dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de goedkeuring van het bestemmingsplan in strijd is met de goede ruimtelijke ordening of het recht. De Afdeling heeft daarbij de argumenten van de appellanten over verkeersveiligheid en geluidsoverlast niet overtuigend geacht en heeft de goedkeuring van het bestemmingsplan bevestigd.

Uitspraak

200805199/1/R2.
Datum uitspraak: 20 mei 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], gevestigd respectievelijk wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2008, no. 2008-36029, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de deelraad van het stadsdeel Osdorp van de gemeente Amsterdam (hierna: de deelraad) bij besluit van 18 december 2007 vastgestelde bestemmingsplan "De Aker IV".
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2008, en [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2008, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2009, waar [appellant sub 1], in persoon, en [appellanten sub 2], bij monde van [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C. Jonkman, gemachtigde, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord de deelraad, vertegenwoordigd door P.E. Brouwer en C. de Jong, ambtenaren in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
Ontvankelijkheid
2.1. Het beroep van [appellant sub 1] voor zover gericht tegen de goedkeuring van het plandeel betreffende de brug ter verbinding van de Balearenlaan en de P. Hans Frankfurthersingel, steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, en 56, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 27 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot goedkeuring van het college, voor zover dit beroep de goedkeuring van plandelen, voorschriften of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan bij de raad naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Dit is slechts anders voor zover de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht. Geen van deze omstandigheden doet zich voor.
Het beroep van [appellant sub 1] is in zoverre niet-ontvankelijk.
Toetsingskader
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1] voor het overige
Gronden grenzend aan de zijtuin van het perceel [locatie 1]
2.3. [appellant sub 1] kan zich niet verenigen met de goedkeuring van de bestemming "Tuinen 1 (T1)" voor de gronden grenzend aan de zijtuin van het perceel [locatie 1]. Hij is van mening dat de desbetreffende gronden openbaar en groen dienen te blijven. Hij vreest dat de in het plan voorziene brug in het verlengde van de Balearenlaan ernstig in zijn functioneren zal worden belemmerd door de uitbreiding van de tuin.
2.3.1. Het college heeft goedkeuring aan het door [appellant sub 1] bestreden plandeel verleend. De bewoners van de [locatie 1] hebben een verzoek gedaan om hun tuin uit te breiden. Het gemeentebestuur heeft daaraan medewerking verleend. De noodzaak van realisering van een autobrug in het verlengde van de Balearenlaan is inmiddels vervallen, omdat elders een tweede auto-ontsluiting van de eilandbuurt is voorzien, aldus het college.
2.3.2. Voor zover [appellant sub 1] stelt dat de genoemde gronden in het vorige plan de bestemming "Groenvoorziening (G)" hadden, overweegt de Afdeling dat daargelaten de juistheid van deze stelling, in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen.
Met betrekking tot de door [appellant sub 1] genoemde alternatieve gebruiksmogelijkheden als openbaar groen en parkeerplaatsen overweegt de Afdeling dat [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bestemming "Tuinen 1 (T1)" ter plaatse niet passend is. Daarbij wijst de Afdeling op de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht.
2.3.3. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 1] in zoverre heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1] is in zoverre ongegrond.
Het Corfuplantsoen
2.4. [appellant sub 1] kan zich niet verenigen met de bestemming "Groenvoorziening (G)" voor het Corfuplantsoen, voor zover deze bestemming ter plaatse speelvoorzieningen toelaat. [appellant sub 1] vreest voor overlast en stelt dat het terrein ongeschikt is voor het gebruik als speelterrein, gezien de verdiepte ligging en de aangrenzende bebouwing. Voorts kan hij zich niet verenigen met de materiaalkeuze en de inrichting van het Corfuplantsoen.
2.4.1. Het college heeft goedkeuring verleend aan het plandeel met de bestemming "Groenvoorziening (G)" voor het Corfuplantsoen. Volgens het college zullen de ter plaatse toegestane speelvoorzieningen gelet op de aard en schaal daarvan niet leiden tot ernstige overlast.
2.4.2. De woning van [appellant sub 1] aan de [locatie 2] is gelegen tegenover het kunstgrasveldje aan het Corfuplantsoen. Het Corfuplantsoen heeft de bestemming "Groenvoorziening (G)".
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften zijn de als zodanig op de plankaart aangewezen gronden onder meer aangewezen voor speelvoorzieningen.
Het college heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat speelvoorzieningen een passende en noodzakelijke functie betreffen in een woonomgeving.
[appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de speelvoorzieningen, waaronder het kunstgrasveldje, ter plaatse van het Corfuplantsoen leiden tot een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Daarbij acht de Afdeling van betekenis dat het voetbalveld op ongeveer 20 meter afstand van de woning van [appellant sub 1] ligt.
Gezien het vorenstaande heeft het college in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het algemeen belang dat is gediend met de realisering van de speelvoorzieningen ter plaatse dan aan het belang van [appellant sub 1].
Voor zover [appellant sub 1] zich niet kan verenigen met de materiaalkeuze van de speeltoestellen, merkt de Afdeling op dat dit een uitvoeringsaspect betreft dat in deze procedure niet aan de orde kan komen. Overigens heeft de deelraad ter zitting toegezegd met [appellant sub 1] in overleg te zullen treden over de uitvoering van de speelvoorzieningen.
2.4.3. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 1] in zoverre heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1] is in zoverre ongegrond.
Bouwkundige maatregelen voor woningen in de nabijheid van het Corfuplantsoen
2.5. Voorts kan [appellant sub 1] zich niet verenigen met de goedkeuring van de bestemming "Wonen 3 (W3)" voor de woningen in de nabijheid van het Corfuplantsoen. Hij voert hiertoe aan dat in de planvoorschriften ten onrechte geen bouwkundige maatregelen zijn voorgeschreven, ter voorkoming, dan wel beperking van geluidsoverlast vanwege spelende kinderen op het Corfuplantsoen.
2.5.1. Het college is met de deelraad van mening dat geen bouwkundige maatregelen getroffen hoeven te worden voor de gronden met de bestemming "Wonen (W3)" in de nabijheid van het Corfuplantsoen.
2.5.2. Niet kan worden uitgesloten dat het geluid van spelende kinderen op het Corfuplantsoen voor omwonenden hoorbaar zal zijn. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant sub 1] echter niet aannemelijk gemaakt dat vanwege de speelvoorzieningen op het Corfuplantsoen sprake van een dusdanige geluidsoverlast zal zijn dat het treffen van bouwkundige maatregelen voor de woningen in de nabijheid van het Corfuplantsoen noodzakelijk is.
2.5.3. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 1] in zoverre heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1] is in zoverre ongegrond.
Het beroep van [appellanten sub 2]
2.6. [appellanten sub 2] kunnen zich niet verenigen met de aanleg van een volwaardige autoweg ter hoogte van de locatie [locatie 3] en de [locatie 4].
[appellanten sub 2] stellen dat de noodzaak van een tweede auto-ontsluiting niet is aangetoond, terwijl de verkeersveiligheid door de tweede ontsluiting ernstig zal worden aangetast. [appellanten sub 2] stellen dat het plan zal resulteren in een drastische toename van het verkeersaanbod, omdat het Stadsdeel Osdorp voornemens is om de omringende wegen Zuidakerweg, Akersluis en Osdorperweg voor autoverkeer af te sluiten. [appellanten sub 2] wijzen erop dat er in de directe nabijheid ook een begin is gemaakt met de bouw van twee nieuwe onderwijsaccomodaties die ook meer verkeer zullen genereren. [appellanten sub 2] stellen dat geen sprake is van een evenredige verdeling tussen de twee auto-ontsluitingen van de wijk De Aker IV. Volgens [appellanten sub 2] is uit onderzoek gebleken dat circa 70% van de bewoners van de Aker IV, deelgebied 5/6, gebruik zal maken van de in het plan voorziene nieuwe brug. Dit zal volgens hen leiden tot een verkeerstoename van 700% op de P. Hans Frankfurthersingel. [appellanten sub 2] wijzen erop dat in het verrichte onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met filevorming op de P. Hans Frankfurthersingel ter hoogte van de Baden Powellweg.
Voorts betogen zij dat het gebruik van de brug als autobrug zal leiden tot een ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat.
2.6.1. Het college heeft goedkeuring verleend aan genoemd plandeel.
2.6.2. Voor zover [appellanten sub 2] zich in het beroepschrift hebben beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijzen en bedenkingen, merkt de Afdeling op dat in de overwegingen van het besluit tot vaststelling van het plan, dan wel in het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen respectievelijk bedenkingen.
[appellanten sub 2] hebben noch in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen en bedenkingen onjuist zouden zijn.
Ook voor het overige is niet gebleken dat die weerlegging onjuist zou zijn.
Voor zover [appellanten sub 2] hun bezwaren tegen de bouwvergunning voor de brug naast de [locatie 3] hebben ingelast, merkt de Afdeling op dat de bouwvergunning in deze procedure niet ter beoordeling staat.
2.6.3. De Afdeling acht aannemelijk dat een tweede ontsluiting voor de wijk de Aker, deelgebied 5/6, een grotere spreiding van het verkeer tot gevolg zal hebben dan wanneer er slechts één ontsluiting is. Voorts wordt volgens de plantoelichting (pag. 9) in de huidige situatie met één ontsluiting, de Zuiderakerweg veelal als sluiproute gebruikt. Deze weg is volgens het college en de deelraad qua wegprofiel ongeschikt voor druk verkeer en om als informele tweede ontsluitingsweg te dienen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich op goede gronden op dit standpunt gesteld. De Afdeling acht daarbij van betekenis dat de Zuiderakerweg van oorsprong een polderweg betreft, die niet is ingericht op het verwerken van grote hoeveelheden auto's. De weg heeft een beperkte breedte en er ontbreken voorzieningen voor voetgangers.
2.6.4. Er is door Goudappel Coffeng onderzoek verricht naar de modelvarianten voor een tweede ontsluiting van de wijk De Aker, deelgebieden 5 en 6. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport "Modelvarianten oostelijke ontsluiting De Aker, deelgebieden 5/6" van
7 maart 2005. Variant 2 in dat rapport komt overeen met de in het plan gekozen ontsluiting. Het rapport gaat er (gezien pag. 7) vanuit dat er geen verbinding aanwezig is tussen Akersluis en de P. Hans Frankfurthersingel, dat de Zuiderakerweg afgesloten is voor doorgaand verkeer ter hoogte van de Witte Brug en dat de Osdorperweg eveneens is afgesloten voor doorgaand verkeer ter hoogte van de Witte Brug. Volgens het rapport is, doordat er geen directe ontsluiting op de hoofdwegenstructuur is aan de oostzijde (Plesmanlaan), de nieuwe ontsluiting niet meer interessant voor doorgaand (sluip)verkeer. Op een deel van de P. Hans Frankfurthersingel wordt het drukker. Tegelijkertijd wordt het volgens het rapport op de Valutaboulevard rustiger. De effecten op het omliggende wegennet zijn volgens het rapport minimaal. De gekozen ontsluiting heeft met name een functie voor de deelgebieden 5/6. Volgens het rapport ontstaat een evenwichtige verdeling tussen de westelijke ontsluiting (Valutaboulevard) en de nieuwe oostelijke ontsluiting. De route wordt vooral gebruikt door bestemmingsverkeer. Doorgaand verkeer wordt afgewikkeld op de hoofdwegenstructuur die daarvoor is ingericht. Deze tweede variant vormt volgens het rapport een goede tweede ontsluiting voor de Aker, deelgebieden 5/6, zonder ongewenste effecten op de omliggende wegen en zonder ongewenst sluipverkeer door de wijk.
2.6.5. Om de te verwachten verkeerseffecten van de oostelijke ontsluiting helder in beeld te brengen, inclusief de laatste stand van zaken wat betreft programma en infrastructuur heeft nader onderzoek plaats gevonden. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Actualisering oostelijke ontsluiting De Aker, deelgebied 5/6" van 8 november 2007. Dit rapport gaat er vanuit dat de afsluitingen bij de Witte Brug, de Zuiderakerweg en de Osdorperweg zijn gerealiseerd en dat ook de Akersluis is afgesloten voor doorgaand verkeer.
Volgens het rapport is duidelijk dat de P. Hans Frankfurthersingel de belangrijkste ontsluitingsroute gaat vormen voor het verkeer van en naar de De Aker, deelgebied 5/6. Ongeveer 70% van het verkeer gebruikt deze route. Volgens het rapport heeft de P. Hans Franfurthersingel voldoende maat en capaciteit om het verkeer goed af te kunnen wikkelen.
Voor een klein deel van het verkeer ontstaat een alternatieve sluiproute, maar het aandeel is dusdanig beperkt dat dit geen nadelige consequenties heeft, aldus het rapport.
Op de Sporadenlaan neemt de verkeersdruk weliswaar toe, maar dat geldt slechts voor het gedeelte tussen de nieuwe brug en de Hebridenlaan. Wat betreft vormgeving en functie is de Sporadenlaan vergelijkbaar met de Hebridenlaan. Volgens het rapport is de weg voldoende toegerust om de nieuwe hoeveelheid verkeer goed te verwerken.
De absolute aantallen motorvoertuigen blijven op alle wegen beperkt tot aantallen die goed verwerkt kunnen worden. De wegen in deelgebied 5/6 voldoen ruimschoots aan de normen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW) en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (hierna: SWOV) om het verkeer (zowel auto's als fietsers) goed af te wikkelen, aldus het rapport.
Op het hoofdwegennet doen zich nauwelijks veranderingen voor in de verkeersintensiteit.
Tevens bevat het rapport ook een quick scan voor de P. Hans Frankfurthersingel - Baden Powellweg. Volgens de quick scan kan het kruispunt het verkeer goed afwikkelen. Ook in de huidige vorm, zonder verkeerslichten, worden geen problemen verwacht. De wachttijden zijn laag en de wachtrij bedraagt gemiddeld een auto. Dit zal volgens het rapport niet tot grote vertragingen of opstoppingen leiden.
2.6.6. [appellanten sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat genoemde rapporten gebreken dan wel leemten in kennis vertonen.
Daarbij betrekt de Afdeling dat in het rapport van 8 november 2007 ook de twee basisscholen de Odyssee en Het Bovenland zijn betrokken. Vanwege deze scholen is naast de avondspits ook de ochtendspits in het onderzoek betrokken.
Voor zover [appellanten sub 2] stellen dat in het onderzoek geen rekening is gehouden met filevorming op de P. Hans Frankfurthersingel ter hoogte van de Baden Powellweg merkt de Afdeling op dat volgens de quick scan in het rapport van 8 november 2007 grote vertragingen of opstoppingen ter plaatse niet te verwachten zijn.
Met betrekking tot de door [appellanten sub 2] gestelde afsluiting van de wegen Zuidakerweg, Akersluis en Osdorperweg, overweegt de Afdeling dat zoals overwogen onder 2.6.4. en 2.6.5. in de rapporten van 7 maart 2005 en van 8 november 2007 reeds rekening is gehouden met bedoelde afsluitingen.
2.6.7. Gezien het vorenstaande heeft het college zich in navolging van de deelraad in redelijkheid op de genoemde verkeersonderzoeken kunnen baseren.
[appellanten sub 2] moet worden toegegeven dat 70% van het verkeer van en naar De Aker, deelgebieden 5 en 6, gebruik zal maken van de nieuwe ontsluiting. Volgens het onderzoek ontstaat niettemin een goede balans tussen de oude en de nieuwe ontsluiting en alhoewel op een gedeelte van de P. Hans Frankfurthersingel de hoeveelheid verkeer procentueel fors toeneemt zullen volgens het onderzoek de absolute aantallen op alle wegen dus ook op de P. Hans Frankfurthersingel beperkt blijven tot aantallen die daar goed verwerkt kunnen worden.
Gezien het vorenstaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een verkeersonveilige afwikkeling van het verkeer.
Voorts hebben [appellanten sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat het plan er anderszins toe zal leiden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse niet meer kan worden gegarandeerd.
2.6.8. De conclusie is dat hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellanten sub 2] is ongegrond.
Proceskosten
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk voor zover het beroep is gericht tegen de goedkeuring van het plandeel betreffende de brug ter verbinding van de Balearenlaan met de P. Hans Frankfurthersingel;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] voor het overige en het beroep van [appellanten sub 2] geheel ongegrond;
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Tuit
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2009
425.