ECLI:NL:RVS:2009:BI4508
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M. Boll
- H. Borstlap
- J.A. Hagen
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor kosten van bodemsanering en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van het college van gedeputeerde staten van Utrecht voor de kosten van een bodemsanering op een perceel in Utrecht. Appellant A heeft in een brief van 13 maart 2007 het college aansprakelijk gesteld voor reeds gemaakte en toekomstige kosten van de bodemsanering. Het college heeft deze aansprakelijkheid afgewezen. Op 6 mei 2008 heeft het college het bezwaar van appellanten tegen deze afwijzing niet-ontvankelijk verklaard. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 20 mei 2009 is behandeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 april 2009 ter zitting behandeld. Appellanten, vertegenwoordigd door J.A.M. Groot, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.S. Samson, waren aanwezig. De Afdeling overweegt dat volgens artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is. Appellanten stellen dat het college nalatig heeft gehandeld door zijn verplichtingen op grond van de Wet bodembescherming niet na te komen en dat het college aansprakelijk is voor de schade die hieruit voortvloeit.
Het college betwist dit en stelt dat de brief van 13 maart 2007 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. De Afdeling oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat de aansprakelijkstelling door appellant A uitsluitend betrekking had op een civielrechtelijke aansprakelijkheid, die niet onder de Awb valt. Daarom is het bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.