ECLI:NL:RVS:2009:BI3957
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- M.A.A. Mondt-Schouten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel en betrokkenheid moeder in beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling, die stelt Burundese nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen op 14 maart 2008. De staatssecretaris oordeelde dat er geen geloof kan worden gehecht aan de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling, en dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is. De vreemdeling heeft echter aangevoerd dat het dossier van zijn moeder, die in Nederland verblijft en aan wie eerder een verblijfsvergunning is verleend, van belang is voor de beoordeling van zijn geloofwaardigheid.
De rechtbank heeft in eerste aanleg de afwijzing van de aanvraag ongegrond verklaard, maar de Raad van State oordeelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris het dossier van de moeder had moeten betrekken bij de beoordeling. De Raad van State concludeert dat de afwijzing van de aanvraag onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd, in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het hoger beroep wordt gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en de afwijzing van de aanvraag wordt ongedaan gemaakt. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de vreemdeling.