ECLI:NL:RVS:2009:BI2957

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901757/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor kantoorunit in agrarisch gebied

Op 26 juni 2007 verleende het college van burgemeester en wethouders van Heerde een bouwvergunning voor het plaatsen van een kantoorunit op een perceel in de gemeente Heerde. Dit besluit werd door [wederpartijen] aangevochten, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Zutphen op 12 februari 2009, waarin het beroep van [wederpartijen] gegrond werd verklaard. De rechtbank vernietigde het besluit van het college van 29 januari 2008, waarin het bezwaar van [wederpartijen] ongegrond was verklaard, en droeg het college op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij het tevens verzocht heeft om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 23 april 2009 behandeld. De voorzitter oordeelde dat de situering van de kantoorunit in strijd is met het bestemmingsplan "Agrarisch Gebied", maar dat het hoger beroep zich richtte tegen de erkenning van [wederpartijen] als belanghebbende.

De voorzitter concludeerde dat het college niet kan worden gevergd om een vrijstellingsprocedure te doorlopen, omdat het van mening is dat [wederpartijen] geen belanghebbende is. Echter, de voorzitter oordeelde dat het college in zijn eerdere besluit [wederpartijen] zelf als belanghebbende had aangemerkt. Gezien de omstandigheden en het feit dat het besluit van 29 januari 2008 onrechtmatig was, werd er geen aanleiding gezien voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [wederpartijen].

Uitspraak

200901757/2/H1.
Datum uitspraak: 29 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Heerde,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 12 februari 2009 in zaak nr. 08/414 in het geding tussen:
[wederpartijen], beide wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerde.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerde (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een kantoorunit op een perceel aan de [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Heerde, sectie en nr. […] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 29 januari 2008 heeft het college het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 februari 2009, verzonden op 13 februari 2009, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 januari 2008 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 april 2009, waar het college, vertegenwoordigd door P. Pasveer, ambtenaar van de gemeente, en [wederpartijen], in persoon en bijgestaan door mr. W. Visser, gemachtigde, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Bij de in hoger beroep aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de situering van de kantoorunit in strijd is met het bestemmingsplan "Agrarisch Gebied". In hoger beroep is dat oordeel niet betwist. Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen het oordeel van de rechtbank dat [wederpartijen] moet worden aangemerkt als belanghebbende bij de aan [vergunninghouder] verleende bouwvergunning.
2.3. Het college heeft verzocht de uit de uitspraak van de rechtbank voortvloeiende verplichting tot het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar op te schorten. Het college stelt daartoe dat van hem niet kan worden gevergd dat het ten behoeve van de kantoorunit een vrijstellingsprocedure doorloopt omdat volgens hem [wederpartijen] niet kan worden aangemerkt als belanghebbende.
2.4. Aannemelijk is dat, afgezien van tijdelijke beplantingen, vanuit de woning en tuin van [wederpartijen] rechtstreeks zicht bestaat op de kantoorunit. De afstand tot de kantoorunit bedraagt vanuit de tuin ruim 100 m. Gelet hierop acht de voorzitter het oordeel van de rechtbank dat [wederpartijen] moet worden aangemerkt als belanghebbende bij de bouwvergunning, niet op voorhand onjuist. Bovendien heeft het college zelf in zijn besluit van 29 januari 2008 [wederpartijen] als belanghebbende aangemerkt.
2.5. Nu niet op voorhand vaststaat dat het hoger beroep slaagt en niet in geschil is dat het besluit van 29 januari 2008 onrechtmatig is, en voorts uit oogpunt van effectieve geschilbeslechting aangewezen is dat het college een nieuw besluit op bezwaar neemt dat kan worden betrokken bij de behandeling van het hoger beroep in de bodemprocedure, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heerde tot vergoeding van bij [wederpartijen] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Heerde aan [wederpartijen] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2009
412.