ECLI:NL:RVS:2009:BI2946

Raad van State

Datum uitspraak
28 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901723/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Noordwijkerhout

Op 28 april 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een aantal verzoekers tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 16 december 2008 goedkeuring verleende aan het bestemmingsplan 'Victor en Dorp', vastgesteld door de raad van de gemeente Noordwijkerhout op 17 april 2008. De verzoekers stelden dat het gemeentebestuur handhavend zou optreden tegen het gebruik van hun panden als woning, wat hen zou schaden voordat er een uitspraak in de bodemprocedure zou zijn gedaan.

Tijdens de zitting op 17 april 2009, waar de verzoekers bijgestaan werden door een adviseur en het college vertegenwoordigd was door een ambtenaar, werd het verzoek besproken. De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig was en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter merkte op dat het gemeentebestuur geen handhavingsmaatregelen zou nemen tegen het gebruik van de panden als woning, wat de kans op een spoedeisend belang voor de verzoekers verminderde. De voorzitter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden en het feit dat het gebruik van de panden als woning al sinds 2003 plaatsvond zonder dat handhavingsverzoeken waren ingediend.

De voorzitter wees het verzoek af en gaf aan dat de verzoekers zich opnieuw tot hem konden wenden indien er toch aanleiding zou zijn voor handhaving. Tevens werd opgemerkt dat het van belang was om duidelijkheid te verkrijgen over het gebruik van de panden in het verleden, wat mogelijk van invloed zou zijn op de bodemprocedure. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200901723/2/R2.
Datum uitspraak: 28 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Noordwijkerhout (hierna: de raad) bij besluit van 17 april 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Victor en Dorp".
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2009, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 april 2009, waar [verzoekers], bijgestaan door ir. F.W.A. Helsloot, werkzaam bij PROF Consult Ruimtelijk Advies te Noordwijkerhout, en het college, vertegenwoordigd door ing. H.L. de Lange, zijn verschenen. Voorts is de raad daar gehoord, vertegenwoordigd door E. van Dijck.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor de Victorwijk, de wijk Guldemond en een noordelijke uitloper van de dorpskern, gelegen tussen de Herenweg en de Provinciale weg, in Noordwijkerhout. De in het plangebied aanwezige functies zijn in overwegende mate overeenkomstig het huidige gebruik bestemd.
2.3. Met het verzoek beogen [verzoekers] te voorkomen dat het gemeentebestuur handhavend zal optreden tegen het gebruik door hen als woning van de panden gelegen aan de [locatie] te [plaats] alvorens uitspraak zal zijn gedaan in de bodemprocedure. Zij betogen dat de panden sinds de bouw, omstreeks 1912 respectievelijk in de jaren dertig van de twintigste eeuw, hoofdzakelijk zijn gebruikt als woonhuis, en daarom in het plan een bestemming ten behoeve van bewoning hadden moeten krijgen.
2.4. Het college stelt zich in navolging van de raad op het standpunt dat gebruik van de panden als woning niet wenselijk is, omdat daarmee geen sprake is van een planologisch goede woonsituatie gezien het feit dat het om zogenoemde tweedelijns bebouwing gaat.
2.5. De raad wijst erop dat onder het thans geldende plan "Zuid-Zeestraat" uit 1976 het grootste deel van het perceel de bestemming "Achtertuin" heeft, die geen bewoning toelaat. De panden waren voorheen in gebruik als werkschuur, garage en opslagplaats, aldus de raad.
2.6. De voorzitter overweegt dat ter zitting van de zijde van de raad is verklaard dat het gemeentebestuur uit eigen beweging geen handhavingsmaatregelen zal nemen tegen het gebruik door [verzoekers] van de betrokken panden als woning, voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de bodemprocedure. De kans dat derden een verzoek tot handhaving zullen doen naar aanleiding waarvan eventueel tot handhaving overgegaan zal moeten worden achten zowel de raad als [verzoekers] klein, mede gezien het feit dat het gebruik van de panden voor bewoning al sinds 2003 plaatsvindt en dergelijke verzoeken tot nu toe niet zijn gedaan. Gelet daarop is naar het oordeel van de voorzitter het door [verzoekers] gestelde spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening zou rechtvaardigen thans niet aanwezig. Ingeval het gemeentebestuur naar aanleiding van een verzoek van derden toch aanleiding zou zien tot handhaving over te gaan, staat het [verzoekers] vrij zich opnieuw tot de voorzitter te wenden met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter merkt nog op dat hij het, gelet op hetgeen door [verzoekers] is aangevoerd, waarschijnlijk acht dat in de bodemprocedure van betekenis zal zijn in hoeverre het gebruik als woning in overeenstemming is met het overgangsrecht waarin het bestemmingsplan "Zuid-Zeestraat" heeft voorzien en het thans goedgekeurde plan voorziet. Dit aspect is door de raad, voor zover ter zitting kon worden vastgesteld, niet uitdrukkelijk betrokken bij het leggen van bestemmingen op het perceel van [verzoekers]. Het is van belang dat duidelijkheid gaat bestaan omtrent de wijze waarop de betrokken panden in het verleden zijn gebruikt. Nader onderzoek door partijen kan ertoe bijdragen dat die duidelijkheid voor zover mogelijk bij de behandeling van de bodemprocedure zal zijn verkregen.
2.7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Oudenaarden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2009
568.