200900673/2/R2.
Datum uitspraak: 28 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
Bij besluit van 27 november 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Emmen (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 16 september 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Plan tot gedeeltelijke wijziging van het bestemmingsplan 'Snippenveld' ten behoeve van de vestiging van een prostitutie- en/of escortbedrijf aan de [locatie 1] te [plaats]".
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 18 februari 2009.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 februari 2009, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 april 2009.
Ter zitting is het college van burgemeester en wethouders van Emmen, vertegenwoordigd door mr. M. Groenewegen, ambtenaar in dienst van de gemeente, gehoord, evenals [belanghebbende], vergezeld door J. Donselaar.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan wijzigt het bestemmingsplan "Snippenveld", zoals dat is herzien door het bestemmingsplan "Partiële herziening van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen van de Gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven" (hierna: de partiële herziening). Het plan maakt het gebruik mogelijk van het bestaande gebouw gelegen aan de [locatie 1] te [plaats] voor de exploitatie van een prostitutie- en een escortbedrijf.
2.3. [verzoekster] betoogt dat in het nu voorliggende plan onvoldoende is tegemoetgekomen aan de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2008, nr.
200703301/1, waarbij de Afdeling aan het wijzigingsplan goedkeuring heeft onthouden. Naar haar mening is ook in het nu voorliggende plan, in strijd met de voorschriften van de partiële herziening, geen ondubbelzinnige beperking opgenomen tot enkel het gebruik van het pand voor een prostitutiebedrijf met maximaal zes werkkamers en de exploitatie van een escortbedrijf. Volgens [verzoekster] had verder geen medewerking aan de wijziging mogen worden verleend nu onzeker is of ten behoeve van het bedrijf een exploitatievergunning kan worden afgegeven. Verder vreest zij aantasting van de verkeersveiligheid en van haar woon- en leefklimaat. Volgens haar is verder ten behoeve van het escortbedrijf ten onrechte geen rekening gehouden met aanvullende behoefte aan parkeerruimte.
2.4. Het college stelt zich, in navolging van het college van burgemeester en wethouders, op het standpunt dat de in het thans voorliggende plan opgenomen voorschriften uitsluiten dat het pand wordt gebruikt ten behoeve van andere activiteiten dan een prostitutiebedrijf met maximaal zes werkkamers en de exploitatie van een escortbedrijf. Of een exploitatievergunning zal kunnen worden verleend, is, naar het college meent, niet van belang voor de beantwoording van de vraag of medewerking kon worden verleend aan wijziging van het bestemmingsplan. Volgens het college is verder, gelet op de omvang van het bedrijf, geen invloed te verwachten op de beschikbaarheid van parkeerruimte in de omgeving. Gezien het feit dat de inrit van het bedrijf is gelegen aan de [locatie 2] en niet georiënteerd is op de woonwijk Snippenveld, is nadelige invloed op de verkeerssituatie in de wijk evenmin te verwachten, aldus het college. Verder is volgens het college het bedrijf ruimtelijk gescheiden van de woonwijk, zodat de aantasting van het woon- en leefklimaat in de wijk beperkt zal zijn.
2.5. De voorzitter overweegt het volgende. Uit de hiervoor genoemde uitspraak blijkt dat de Afdeling aan het plan goedkeuring heeft onthouden omdat het, naast de exploitatie van een prostitutiebedrijf met maximaal zes werkkamers en de exploitatie van een escortbedrijf, voorzag in de mogelijkheid van exploitatie van onder meer een privéhuis, sekstheater, seksbioscoop en een parenclub. Daarmee werd niet voldaan aan de in de partiële herziening opgenomen voorwaarde dat de wijzigingsbevoegdheid niet mag leiden tot bedrijfsvestigingen met meer dan zes werkkamers per prostitutiebedrijf.
Artikel 2 van het nu voorliggende plan bepaalt evenwel dat in het betrokken pand, naast het op grond van het bestemmingsplan toegestane gebruik, de exploitatie van een prostitutiebedrijf met, voor de ontvangst van cliënten, uitsluitend maximaal zes werkkamers en de exploitatie van een escortbedrijf is toegestaan. Het artikel bepaalt voorts uitdrukkelijk dat het creëren, inrichten of gebruiken van meer dan zes werkkamers in het betrokken pand niet is toegestaan en dat andere ruimten die gebruikt worden voor bijvoorbeeld raamprostitutie, een privéhuis, een erotische massagesalon, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar, evenmin zijn toegelaten. Naar het oordeel van de voorzitter is met de juist weergegeven formulering afdoende verzekerd dat het gebruik van het pand zich beperkt tot gebruik ten behoeve van een prostitutiebedrijf met maximaal zes werkkamers en de exploitatie van een escortbedrijf, zodat hij hierin geen aanleiding ziet voor de verwachting dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het plan op dit punt ten onrechte is goedgekeurd.
Voorts overweegt de voorzitter dat, met het bestaan van de door het college goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan, de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd. Naar het college in navolging van het college van burgemeester en wethouders heeft gesteld bedraagt de afstand tussen het betrokken pand en de dichtstbijzijnde woning ongeveer 70 meter aan de noordzijde en 110 meter aan de oostzijde, is het pand niet op de woonwijk maar op de [locatie 2] georiënteerd en ontsloten en wordt het terrein door een haag grotendeels aan het zicht onttrokken. Deze omstandigheden zijn door [verzoekster] niet bestreden. Evenmin is bestreden dat zich op het terrein zestien parkeerplaatsen bevinden, welk aantal door het college als ruim voldoende wordt aangemerkt, ook als eventuele extra parkeerruimte ten behoeve van het escortbedrijf wordt meegerekend. Mede gelet hierop ziet de voorzitter in hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd voorshands geen grond voor het oordeel dat bij het besluit omtrent goedkeuring van het voorliggende plan het college ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat, gelet op alle betrokken belangen, de bedoelde wijziging van de oorspronkelijke bestemming aanvaardbaar is.
In het feit dat nog geen exploitatievergunning is afgegeven ten behoeve van het gebruik van het pand als prostitutie- en escortbedrijf heeft het college ten slotte, naar voorlopig oordeel van de voorzitter, evenmin aanleiding hoeven zien aan het plan goedkeuring te onthouden. Een eventuele weigering een dergelijke vergunning te verlenen aan degene die naar huidige verwachting het bedrijf zal exploiteren zou er immers niet toe leiden dat het plan onuitvoerbaar wordt, nu daaruit niet volgt dat anderen evenmin de mogelijkheid hebben om een bedrijf als het onderhavige op de betrokken locatie te exploiteren. Overigens kan een exploitatievergunning, naar ter zitting is gebleken, op grond van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Emmen eerst worden verleend als vaststaat dat de vestiging van een prostitutiebedrijf ter plaatse planologisch mogelijk is.
2.6. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Oudenaarden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2009