ECLI:NL:RVS:2009:BI2939

Raad van State

Datum uitspraak
27 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902151/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.W.J. Sloots
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunningen voor tuinbouwkas en kassenbouwcomplex in Zundert

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 april 2009 uitspraak gedaan over verzoeken om voorlopige voorzieningen in het kader van hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. Het college van burgemeester en wethouders van Zundert had op 29 april 2008 de aanvragen van de wederpartijen om bouwvergunningen voor het vergroten van een tuinbouwkas en het oprichten van een kassenbouwcomplex aangehouden. De rechtbank had op 24 maart 2009 het beroep van de wederpartijen gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tegen deze uitspraak hebben zowel het college als de wederpartijen hoger beroep ingesteld.

De voorzitter heeft de verzoeken om voorlopige voorzieningen behandeld op 16 april 2009. Tijdens de zitting is gebleken dat de wederpartijen met de bouwplannen willen beginnen, maar dat deze in strijd zijn met het bestemmingsplan en andere relevante ruimtelijke ordeningsdocumenten. De voorzitter heeft overwogen dat het belang van de wederpartijen bij toewijzing van de voorlopige voorziening groter is dan het belang van het college bij afwijzing. Daarom heeft de voorzitter besloten de werking van de uitspraak van de rechtbank Breda te schorsen, zodat de wederpartijen hun bouwplannen kunnen voortzetten terwijl het hoger beroep aanhangig is.

De beslissing van de voorzitter is voorlopig en niet bindend voor de bodemprocedure. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200902151/2/H1.
Datum uitspraak: 27 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Zundert,
2. [verzoeker sub 2] en anderen, wonend te [woonplaats],
3. [verzoeker sub 3], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 maart 2009 in zaken nrs. 09/447, 09/448, 09/449, 09/450, 09/451, 09/452 en 09/2 in het geding tussen:
[wederpartijen] wonend onderscheidenlijk gevestigd te [plaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zundert.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zundert (hierna: het college) de aanvragen van [wederpartijen] om bouwvergunningen voor het vergroten van een tuinbouwkas op het perceel [locatie 1] te [plaats], voor het oprichten van een kassenbouwcomplex op het perceel [locatie 2] te[plaats] en om bouwvergunning eerste fase voor het vergroten van een bedrijfshal op het perceel [locatie 1] te [plaats] aangehouden.
Bij besluit van 22 december 2008 heeft het college het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 maart 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 22 december 2008 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 maart 2009, [verzoeker sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2009, en [verzoeker sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 maart 2009, heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2009, hebben [verzoeker sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2009, heeft [verzoeker sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting, gevoegd met zaak nr. 200902149/2, behandeld op 16 april 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. W.J. Bosma, advocaat te Breda, en N.P. Schmitt, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [verzoeker sub 2] en anderen en [verzoeker sub 3], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, zijn verschenen. [wederpartijen] zijn, bijgestaan door mr. J.J.J. de Rooij, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. In hoger beroep is de vraag aan de orde of de rechtbank terecht heeft overwogen dat de gevraagde bouwvergunningen van rechtswege zijn verleend. Deze vraag dient beantwoord te worden bij de behandeling van het geschil door de Afdeling in de bodemprocedure. De voorlopige voorzieningen-procedure is daarvoor minder geschikt.
2.3. Ter zitting hebben [wederpartijen] te kennen gegeven met het oprichten van een tuinbouwkas en een bedrijfsruimte te willen beginnen. Niet in geschil is dat dan zal worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan "Buitengebied Rijsbergen, partiële herziening 'agrarisch gebied vrije vestiging'", dat op 12 augustus 2008 is vastgesteld en op 24 maart 2009 door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant is goedgekeurd, alsmede met de Interimstructuurvisie Noord-Brabant, gelezen in samenhang met de door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant vastgestelde Paraplunota ruimtelijke ordening en Beleidsnota glastuinbouw. De voorzitter acht daarom het belang bij toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening groter dan het belang van [wederpartijen] bij afwijzing daarvan.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening de werking van de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 maart 2009, 09/448, 09/449, 09/450, 09/451, 09/452 en 09/2.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Sloots
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2009
499.