200805826/1.
Datum uitspraak: 29 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de directie van de Dienst Wegverkeer,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 juni 2008 in zaak nr. 08/457 in het geding tussen:
[wederpartij], gevestigd te [plaats],
de directie van de Dienst Wegverkeer.
Bij besluit van 8 november 2007 heeft de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de aan [wederpartij] verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van voertuigen tot en met 3500 kilogram voor de keuringsplaats met het keuringsinstantienummer […], gevestigd te [plaats], voor de duur van twaalf weken ingetrokken.
Bij besluit van 1 februari 2008 heeft de RDW het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juni 2008, verzonden op 1 juli 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Hierbij is bepaald dat de RDW een nieuw besluit neemt op het gemaakte bezwaar, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, en is het besluit van 8 november 2007 geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van het nieuw te nemen besluit op bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de RDW bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2009, waar de RDW, vertegenwoordigd door drs. J. Greidanus, werkzaam bij de RDW, en [wederpartij], vertegenwoordigd door [wederpartij] en bijgestaan door mr. J.J.H. Post, advocaat te Barneveld, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994), voor zover thans van belang, kan de RDW aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens.
Ingevolge artikel 85 zijn de erkende natuurlijke personen of rechtspersonen verplicht het door de aanvrager ter keuring aangeboden voertuig te keuren, indien zij daartoe gerechtigd zijn.
Ingevolge artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, kan de RDW een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend, handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
Ingevolge artikel 90, eerste lid, kan een belanghebbende tegen een beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs bezwaar maken of administratief beroep instellen bij de RDW.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Erkenningsregeling APK (hierna: de Regeling) stelt de erkenninghouder, indien bij hem een keuringsrapport wordt aangevraagd, na overleg met de aanvrager, onverwijld het tijdstip voor de keuring vast. De keuring vindt zo spoedig mogelijk na de aanvraag plaats.
Ingevolge artikel 43, eerste lid, wordt het resultaat van elke keuring door de keurmeester schriftelijk vastgelegd op het keuringsrapport.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, wordt na afloop van elke keuring het bepaalde in het tweede lid tot en met het vijfde lid in acht genomen alvorens het keuringsrapport af te geven aan de aanvrager.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder f, wordt het voertuig, indien dit is afgekeurd, door middel van datacommunicatie bij de RDW afgemeld onder verstrekking van de afkeurpunten.
Ingevolge artikel 58, voor zover van belang, wordt, indien door de erkenninghouder de in de artikelen 43 en 44 neergelegde verplichtingen niet worden nageleefd, terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat een handelwijze waarbij voorafgaand aan de daadwerkelijke APK-keuring een voorkeuring plaatsvindt niet in zijn algemeenheid als voor de aanvrager van een APK-keuring nadelig kan worden aangemerkt, omdat aldus wordt voorkomen dat tot afkeuring wordt overgegaan met de daaraan ook voor de aanvrager verbonden nadelen, zoals mogelijke kosten en tijdsverloop, alvorens de gelegenheid wordt geboden de noodzakelijke reparaties te doen verrichten. Het komt de rechtbank voor dat een dergelijke handelwijze, in ieder geval daar waar het APK-keuringsbedrijven betreft die ook zelf reparaties verrichten, eerder regel dan uitzondering is en dat de aanvrager van een APK-keuring een dergelijke handelwijze bij een zodanig bedrijf veelal ook zal verwachten en op prijs stellen. De rechtbank ziet niet in waarom dit wezenlijk anders ligt bij bedrijven als dat van [wederpartij], die niet zelf de reparaties verrichten die zij voor goedkeuring van het ter keuring aangeboden voertuig noodzakelijk achten, aangezien het hiervoor besproken voordeel zich voor de aanvrager van een keuring bij een bedrijf dat louter keuringen verricht in gelijke mate doet gevoelen, zeker indien, zoals in dit geval, uitsluitend kosten in rekening worden gebracht als tot goedkeuring van het voertuig wordt overgegaan. Hiervan uitgaande valt evenmin in te zien dat voor een dergelijk bedrijf het werken met een systeem van voorkeuringen slechts toelaatbaar moet worden geacht, indien die werkwijze op voorhand expliciet duidelijk is gemaakt aan de aanvrager, terwijl dit bij APK-keuringsbedrijven die wel zelf reparaties verrichten kennelijk niet nodig - want min of meer vanzelfsprekend - wordt geacht, aldus de rechtbank.
2.3. De RDW betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat een als zodanig aangevraagde APK-keuring niet na en wegens vaststelling bij die keuring van gebreken die moeten worden gerepareerd voordat tot goedkeuring van het voertuig kan worden overgegaan, alsnog kan worden aangemerkt als een voorkeuring. De omstandigheid dat in een dergelijk geval de keuring niet in rekening wordt gebracht, doet hieraan niet af. Een aanvraag voor een APK-keuring dient steeds te leiden tot de afgifte van een keuringsrapport als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de Regeling, zonder dat hierom door de aanvrager van de keuring expliciet behoeft te worden gevraagd. Een voorkeuring mag slechts worden uitgevoerd indien de klant zo'n keuring en niet een APK-keuringsrapport wenst; dit dient bij aanvang van de keuring duidelijk te zijn. Dat de aanbieder van het voertuig in de onderhavige zaak een keuringsrapport wenste, blijkt uit de brief van die aanbieder van 5 september 2007, waarin deze erover klaagt dat hij geen afkeuringsrapport heeft ontvangen, aldus de RDW.
[wederpartij] heeft daar tegenover gesteld dat het schriftelijk reparatieadvies dat de aanbieder van het voertuig na de keuring heeft ontvangen, aantoont dat met hem een voorkeuring was afgesproken. Voorts blijkt volgens [wederpartij] uit voormelde klachtbrief niet dat deze aanbieder er voorafgaand aan de keuring op heeft aangedrongen dat ook een APK-keuringsrapport zou worden opgesteld indien zou blijken dat het voertuig niet voor goedkeuring in aanmerking kwam, dan wel dat hij hierom heeft verzocht direct nadat hem is meegedeeld dat het voertuig reparatie behoefde alvorens dit kon worden goedgekeurd.
2.3.1. Het betoog van de RDW slaagt. Uit de op schrift gestelde verklaring van de directeur van [wederpartij], afgelegd op 12 september 2007 tegenover een inspecteur van de RDW, volgt dat volgens vaste werkwijze van [wederpartij] bij de ter uitvoering van een APK-keuring aangenomen voertuigen eerst na en afhankelijk van de bevindingen bij de keuring wordt bepaald of een APK-keuring dan wel een voorkeuring is uitgevoerd. Deze werkwijze is strijdig met artikel 41 van de Regeling. Op grond van dit voorschrift moet vooraf worden vastgesteld of door de aanbieder van het te keuren voertuig een keuringsrapport als bedoeld in dit artikel wordt aangevraagd dan wel of het voertuig wordt aangeboden en aangenomen voor een voorkeuring, althans een andere dan een APK-keuring. Dit voorschrift biedt geen ruimte voor een werkwijze waarbij afhankelijk van de bevindingen bij de keuring deze al dan niet als APK-keuring wordt aangemerkt. Indien de APK-erkenninghouder niet de in het kader van de APK-keuring noodzakelijke reparaties tijdens de keuring kan uitvoeren - wat wel is toegelaten -, moet de keuring worden voltooid alvorens de reparaties elders kunnen worden verricht. Wanneer een APK-keuringsrapport wordt gevraagd, moet worden gehandeld volgens de hiervoor geldende bepalingen, neergelegd in hoofdstuk 6, paragraaf 3 van de Regeling, en wordt na de keuring het resultaat daarvan door de keurmeester op het keuringsrapport vastgelegd en het voertuig bij de RDW afgemeld, indien dit is afgekeurd onder vermelding van de afkeurpunten. Het betoog van [wederpartij] dat het reparatiebriefje dat de aanbieder van het voertuig na de keuring op 5 september 2007 heeft ontvangen, aantoont dat de vaste werkwijze voorafgaand aan de keuring met die klant is besproken en dat deze daarmee is akkoord gegaan, doet, wat daarvan ook zij, niet af aan de onjuistheid van deze werkwijze. Nu de aanbieder van het voertuig deze voor een APK-keuring heeft aangeboden en [wederpartij], als APK-keuringstation, het voertuig ter uitvoering van een APK-keuring heeft aangenomen, dienden hierbij de in de Regeling neergelegde handelingen te worden uitgevoerd. [wederpartij] heeft geen keuringsrapport opgemaakt en evenmin het voertuig bij de RDW afgemeld, zodat de RDW met juistheid heeft vastgesteld dat [wederpartij] de artikelen 43, eerste lid, en 44, eerste en derde lid, aanhef en onder f, van de Regeling heeft overtreden. Hierdoor is de RDW belemmerd in de uitoefening van haar wettelijke taak om toezicht op keuringen te houden. Voorts heeft [wederpartij] door deze handelwijze de aanbieder van het voertuig de rechtsbescherming ingevolge artikel 90, eerste lid, van de WVW 1994 onthouden. Gelet op het ter zake door de RDW gevoerde beleid heeft deze zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aan [wederpartij] opgelegde sanctie van intrekking van de erkenning voor de duur van twaalf weken niet onevenredig is te achten. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, het besluit van 1 februari 2008 heeft vernietigd en het besluit van 8 november 2007 heeft geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van het nieuw te nemen besluit op bezwaar. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 1 februari 2008 in zoverre alsnog ongegrond verklaren.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 juni 2008 in zaak nr. 08/457, voor zover de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, het besluit van 1 februari 2008 heeft vernietigd en het besluit van 8 november 2007 heeft geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van het nieuw te nemen besluit op bezwaar;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2009