200805957/1/R2.
Datum uitspraak: 29 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de raad van de gemeente Wûnseradiel,
2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats],
appellanten,
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
Bij besluit van 17 juni 2008, kenmerk 00768450, heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Wûnseradiel (hierna: de raad) bij besluit van 12 november 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Lollum 2007".
Tegen dit besluit hebben de raad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2008, en [appellante sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2008, beroep ingesteld.
Het college van gedeputeerde staten van Fryslân heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellante sub 2] hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2009, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. E. Wiarda, [appellante sub 2], vertegenwoordigd door C.H. van Roon, en het college, vertegenwoordigd door drs. H. van der Meulen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. In het plan is aan een gedeelte van het perceel, dat gesitueerd is naast het perceel [locatie] te [plaats], en dat kadastraal bekend is als gemeente […], sectie […] nummer […] (hierna: het perceel), de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" toegekend. Het college heeft goedkeuring aan dit plandeel onthouden.
2.3. Volgens het college is in het overgelegde akoestische onderzoek van Ingenieursbureau Oranjewoud (hierna: Oranjewoud) van 21 maart 2007 op basis waarvan het plan is vastgesteld, slechts uitgegaan van verkeersbewegingen die behoren bij de huidige bedrijfsactiviteiten. Ingevolge artikel 5, eerste lid, onder e, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor "Bedrijfsdoeleinden" aangewezen gronden niet alleen bestemd voor een fouragehandel maar tevens voor bedrijven genoemd in de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2. In dit verband stelt het college zich op het standpunt dat derhalve voor dit plandeel geen sprake is van een maatbestemming en dat de planologische mogelijkheden ruimer zijn dan waar in het onderzoek van is uitgegaan. Gelet op de belangen van omwonenden heeft volgens het college daarom de raad de afwijking van de indicatieve afstand uit de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering ontoereikend gemotiveerd.
2.4. De raad en [appellante sub 2] betogen in beroep dat het college ten onrechte goedkeuring aan dit plandeel heeft onthouden. Volgens de raad en [appellante sub 2] gaat het om een kleinschalig bedrijf, dat al sinds 1926 op hetzelfde adres is gevestigd en waarbij de afstand tussen het bedrijf en woningen van derden altijd minder dan 50 meter is geweest. Ingevolge de plankaart is aan het perceel de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" toegekend en is er geen bebouwing toegestaan. Met de verwerving van het perceel door [appellante sub 2] is de afstand tussen het bedrijf en de gevel van de dichtstbijzijnde woning weliswaar geslonken tot 13 meter, maar het gebruik van het perceel is beperkt tot opslag van materieel en het parkeren van (vracht)auto's.
2.4.1. De raad betoogt verder dat er voor wat betreft het plan gemotiveerd mag worden afgeweken van de indicatieve afstand van 50 meter, die de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering van 16 april 2007 voorschrijft voor de afstand tussen het bedrijf en de meest nabij gelegen woning. Hoewel de feitelijke afstand 13 meter bedraagt, heeft de raad met de bestemmingswijziging ingestemd omdat het akoestisch onderzoek van Oranjewoud heeft aangetoond dat het huidige gebruik van het plandeel in overeenstemming is met de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder. Nu uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van een onaanvaardbare geluidsoverlast, acht de raad de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" voor voormeld plandeel aanvaardbaar.
2.5. In artikel 5, eerste lid, onder d en e, van de planvoorschriften is bepaald dat de op de plankaart voor bedrijfsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
d) een fouragehandel, uitsluitend op het perceel [locatie];
e) bedrijven genoemd in de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2.
Gelet op het verhandelde ter zitting is niet in geding dat voor een fouragehandel volgens de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering een indicatieve afstand voor geluid geldt van 50 meter.
2.6. De Afdeling is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in de planvoorschriften voor dit plandeel geen maatbestemming is opgenomen nu ingevolge artikel 5, eerste lid, onder e, van de planvoorschriften op het plandeel alle bedrijven, genoemd in de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2, zijn toegestaan.
Gelet voorts op het feit dat in het akoestische onderzoek uitsluitend is uitgegaan van de huidige bedrijfsvoering van [appellante sub 2], heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat dit onderzoek ontoereikend is als motivering voor het afwijken van de indicatieve afstand van de VNG brochure. Daarbij komt dat een fouragehandel, zoals het college ook ter zitting heeft betoogd, volgens de VNG brochure moet worden aangemerkt als een categorie 3.1 bedrijf.
2.7. De conclusie is dat hetgeen de raad en [appellante sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre in strijd is met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.8. De beroepen zijn ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2009