ECLI:NL:RVS:2009:BI1548
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en voortvarendheid van overdracht aan Duitse autoriteiten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 20 februari 2009 de opheffing van de maatregel van vreemdelingenbewaring had bevolen. De vreemdeling was op 1 februari 2009 in bewaring gesteld en op 11 februari 2009 had de staatssecretaris een claimakkoord ontvangen van de Duitse autoriteiten. De staatssecretaris stelde dat hij voldoende voortvarend had gehandeld in de periode tussen het claimakkoord en de feitelijke overdracht op 18 februari 2009. De rechtbank had echter geoordeeld dat de staatssecretaris niet voldoende voortvarend had gehandeld, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris inderdaad voldoende voortvarend had gehandeld. De staatssecretaris had een overzicht gegeven van de noodzakelijke handelingen die verricht moesten worden na ontvangst van het claimakkoord, waaronder het regelen van vervoer en het informeren van de Duitse autoriteiten. De Raad van State concludeerde dat de staatssecretaris, door de overdracht binnen vijf werkdagen na ontvangst van het claimakkoord te realiseren, blijk had gegeven van gepaste voortvarendheid. De grief van de staatssecretaris slaagde, en de Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond.
De beslissing van de Raad van State benadrukt het belang van een ordelijke afwikkeling van de overdracht van vreemdelingen en de afhankelijkheid van de staatssecretaris van de eisen van andere EU-lidstaten. De Raad van State wees ook het verzoek om schadevergoeding af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.