200806028/1/M1.
Datum uitspraak: 15 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.
Bij besluit van 3 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Flevoland aan het college van gedeputeerde staten van Flevoland (lees de provincie Flevoland) een vergunning als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Grondwaterwet verleend voor het onttrekken van grondwater. Dit besluit is op 26 juni 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] (hierna: [appellant]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 2 september 2008.
Het college van gedeputeerde staten van Flevoland (hierna: het college) heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door ing. A.M.L. van Rooij en K. [appellant], en het college, vertegenwoordigd door C.A.I. Eringfeld, zijn verschenen.
2.1. De vergunning betreft het tijdelijk onttrekken van grondwater ten behoeve van een grond- en grondwatersanering in de Wijk 8-12 te Urk.
2.2. [appellant] betoogt dat de aanvraag niet in behandeling had mogen worden genomen, nu deze is ondertekend door een anoniem persoon.
De Afdeling overweegt dat onder de brief van 24 augustus 2006, waarin wordt vermeld dat vergunning wordt aangevraagd voor het onttrekken van grondwater, een naam met handtekening is vermeld. Deze brief maakt onderdeel uit van de aanvraag. Het betoog van [appellant] mist in zoverre dan ook feitelijke grondslag.
2.3. [appellant] betoogt dat de aanvraag had moeten worden gedaan door het college van burgemeester en wethouders van Urk, nu op de desbetreffende locatie een van kracht zijnde milieuvergunning rust die door hen is verleend.
De Afdeling overweegt dat de aanwezigheid van een milieuvergunning, daargelaten of deze inderdaad is verleend, er niet aan in de weg staat dat de provincie Flevoland een aanvraag kan doen voor het onttrekken van grondwater. Het beroep faalt in zoverre.
2.4. [appellant] voert aan dat eveneens vergunningen krachtens de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Woningwet hadden moeten worden aangevraagd en de aanvragen om deze vergunningen gecoördineerd behandeld hadden moeten worden met de aanvraag om onderhavige vergunning.
De Afdeling overweegt dat, wat ook zij van het betoog dat eveneens vergunningen krachtens genoemde wetten hadden moeten worden aangevraagd, voor een gecoördineerde behandeling als door [appellant] wordt voorgestaan geen wettelijke verplichting bestaat. Het beroep faalt in zoverre.
2.5. Op pagina negen van de considerans van het bestreden besluit wordt verwezen naar een aantal stukken, waaronder de zienswijzen die namens [appellant] naar voren zijn gebracht. [appellant] leidt hier uit af dat een tweetal andere stukken, welke niet worden genoemd, ten onrechte uit het dossier zijn verwijderd en niet bij de besluitvorming zijn betrokken.
De Afdeling overweegt dat de omstandigheid dat in de considerans de desbetreffende stukken niet worden genoemd, niet meebrengt dat deze stukken uit het dossier zijn verwijderd en niet bij de besluitvorming zijn meegenomen. Desbetreffende stukken zijn door het college ook opgestuurd naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zijnde onderdeel van het dossier. Het beroep kan in zoverre niet slagen.
2.6. Voor zover [appellant] zich richt tegen het besluit tot instemming met het door de Provincie Flevoland ingediende saneringsplan met betrekking tot de Wijk 8-12 en omgeving te Urk, heeft het beroep geen betrekking op het bestreden besluit en kan het reeds hierom in zoverre niet slagen. Overigens mist het betoog van [appellant] dat het bestreden besluit ten onrechte is genomen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het tegen dit besluit tot instemming met het saneringsplan ingestelde beroep feitelijke grondslag. Op 12 december 2007, nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200700159/1&verdict_id=18980&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200700159/1&utm_term=200700159/1">200700159/1</a>, heeft de Afdeling uitspraak gedaan op dit beroep, terwijl het bestreden besluit dateert van 3 juni 2008. Ook het betoog dat in het saneringsplan ten onrechte geen rekening is gehouden met het nader onderzoek dat is verricht door Wematech mist feitelijke grondslag. Blijkens de bronvermelding van het saneringsplan van 2 mei 2006 is rekening gehouden met het Aanvullend bodemonderzoek "Wijk 8-12" Urk van Wematech Bodem Adviseurs B.V. van 19 januari 2006.
2.7. Ten aanzien van het betoog van [appellant] omtrent de schade aan zijn woning overweegt de Afdeling dat [appellant] zich heeft beperkt tot een herhaling van de (strekking van de) over het ontwerp van het besluit naar voren gebrachte zienswijze hieromtrent. In het bestreden besluit heeft het college zijn reactie gegeven op deze zienswijze. [appellant] heeft noch in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom deze reactie onjuist zou zijn. Het beroep faalt in zoverre.
2.8. Voor zover [appellant] betoogt dat het besluit van 20 juli 2004, inzake onder meer het geval van bodemverontreiniging, niet in stand kan blijven, heeft het beroep geen betrekking op het bestreden besluit en kan het reeds hierom in zoverre niet slagen.
2.9. Het beroep is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Hamond
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009