ECLI:NL:RVS:2009:BI1074

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808016/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • W. Konijnenbelt
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • T.E. Larsson-van Reijsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschadevergoeding na wijziging bestemmingsplan in Krimpen aan den IJssel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de gemeente Krimpen aan den IJssel, die zijn verzoek om vergoeding van planschade heeft afgewezen. De appellant, eigenaar van een woning, verzocht om schadevergoeding naar aanleiding van het bestemmingsplan 'Park en Vijverflat', dat de bouw van drie hoge woongebouwen mogelijk maakte. De gemeente had eerder een schadevergoeding van € 5.000,00 toegekend, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van de appellant ongegrond. De appellant stelde dat de planschade € 7.000,00 bedroeg, en voerde aan dat de rechtbank niet had onderkend dat de SAOZ het dakterras van zijn woning niet had meegenomen in de beoordeling. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de SAOZ het dakterras had betrokken en dat de waardevermindering van de woning van de appellant niet significant genoeg was om aan te nemen dat zijn woning niet tot dezelfde prijsklasse behoorde als een vergelijkbare woning. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200808016/1.
Datum uitspraak: 15 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 augustus 2008 in zaak nr. 07/3425 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2005 heeft de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel (hierna: de raad) een verzoek van [appellant] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 5 juli 2007 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en € 5.000,00 vermeerderd met wettelijke rente aan [appellant] ter vergoeding van planschade toegekend.
Bij uitspraak van 29 augustus 2008, verzonden op 2 september 2008, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de raad ingekomen op 3 oktober 2008, hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is met toepassing van 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht naar de Afdeling doorgezonden. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 17 februari 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2009, waar [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.M. Blufpand en W.M. Melenberg, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.1.1. Bij de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding dient te worden bezien of sprake is van een wijziging van het planologische regime waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregel en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is wat betreft het oude planologische regime niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van dat regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
2.2. [appellant] is eigenaar van het perceel met woning aan de [locatie] te [plaats]. Hij heeft verzocht om vergoeding van planschade als gevolg van het door de raad op 6 februari 2003 vastgestelde bestemmingsplan "Park en Vijverflat", goedgekeurd door gedeputeerde staten op 23 juni 2003, dat voorziet in de mogelijkheid om ten zuidwesten van zijn woning drie woongebouwen met een hoogte van onderscheidenlijk 30, 50 en 50 meter op te richten.
[appellant] stelt dat de planschade € 7.000,00 bedraagt, bestaande uit waardedaling van zijn woning door vermindering van het woongenot.
2.2.1. De rechtbank heeft bij uitspraak van 25 januari 2007 een eerder besluit op bezwaar van de raad van 14 maart 2006 wegens een motiveringsgebrek vernietigd omdat in de daarbij overgenomen advisering van de stichting Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ) onvoldoende inzichtelijk is gemaakt waarom de beoordeling van de situeringswaarde van de woning aan de Populierenlaan 108 en die van de woning van [appellant], gegeven de marginale verschillen in specifieke omgevingsfactoren, tot verschillende uitkomsten heeft geleid, terwijl de SAOZ bovendien heeft nagelaten aan te geven waarom het dakterras aan de voorzijde van de woning van [appellant] vanuit een oogpunt van zicht en privacy niet relevant is bij de beoordeling van het planologisch nadeel.
De SAOZ heeft hierop op 16 maart 2007 een nader advies aan de raad uitgebracht. Volgens de SAOZ bestaat er bij nader inzien geen reden om verschil te maken tussen de woning aan de Populierenlaan 108 en de woning van [appellant] voor de uitkomst van de planologische vergelijking. Weliswaar is de woning van [appellant] op enigszins grotere afstand van de geplande woontorens gelegen, hetgeen een verschil in schadebepaling zou kunnen opleveren, maar gelet op de overweging van de rechtbank over het dakterras, is het gerechtvaardigd ten aanzien van beide woningen uit te gaan van een planologische inbreuk van gelijk gewicht. Aangezien de woningen tot dezelfde prijsklasse behoren, wordt geadviseerd ook [appellant] alsnog een bedrag van € 5.000,- ter vergoeding van planschade toe te kennen.
De raad heeft dit advies ten grondslag gelegd aan het besluit van 5 juli 2007.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de SAOZ het dakterras niet bij de beoordeling heeft betrokken en ten onrechte heeft gesteld dat zijn woning tot dezelfde prijsklasse behoort als de woning aan de Populierenlaan 108. [appellant] voert aan dat de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken getaxeerde waarde (hierna: WOZ-waarde) van zijn woning in 2003 € 5000,00 en in 2007 € 6.000,00 hoger is dan die van de woning aan de Populierenlaan 108.
2.3.1. Deze betogen falen. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat de SAOZ het dakterras bij haar beoordeling heeft betrokken en dat de SAOZ gemotiveerd heeft aangegeven dat het planologisch nadeel voor de twee woningen gelijk gewaardeerd moeten worden. De enkele stelling van [appellant] dat de WOZ-waarde van zijn woning in 2003 € 5000,00 en in 2007 € 6.000,00 hoger was dan die van de woning aan de Populierenlaan 108, kan niet het oordeel rechtvaardigen dat de SAOZ is uitgegaan van een onjuiste waardevermindering van zijn woning. De gestelde verschillen maken slechts ongeveer 2% van de waarde van zijn woning uit, hetgeen in dit geval onvoldoende is voor het oordeel dat zijn woning niet tot dezelfde prijsklasse behoort als de woning aan de Populierenlaan 108. Ook overigens is niet gebleken dat het rapport van de SAOZ onzorgvuldig tot stand is gekomen dan wel anderszins gebreken vertoont.
2.4. Hetgeen [appellant] overigens heeft betoogd, onder meer met betrekking tot de aanwezigheid van een niet in het bestemmingsplan genoemde in- en uitrit naar de Krimpenerbosweg, de door hem ondervonden geluidsoverlast, afvaloverlast, en schaduwwerking in het voor- en najaar, toekenning van planschadevergoeding aan de burgemeester, en de werkelijke goothoogte van de sporthallen, is niet gericht tegen overwegingen van de aangevallen uitspraak, en faalt reeds daarom.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Larsson-van Reijsen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009
344.